e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een draad om het knoopsgat naaien omwerpen: omwęrpǝ (Neeroeteren) Een draad om het knoopsgat naaien tegen het uitrafelen. [N 59, 139] II-7
een ei ei: ęi̯ (Neeroeteren), eitje: ęi̯kǝ (Neeroeteren) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12
een geerakker ploegen geren: gīǝrǝ (Neeroeteren), kortvoor ploegen: [kortvoor] plōgǝ (Neeroeteren), kortvoren: voor de vraag of dit woordtype voor de volgende plaatsen beschouwd moet worden als werkwoord dan wel als meervoudig substantief zie men ook het vorige lemma  [kortvoren] (Neeroeteren) Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.] I-1
een huis huren huren: here (Neeroeteren), hērən (Neeroeteren), hø&#x0304rə (Neeroeteren) een huis huren [ZND 27 (1938)] || huren [ZND 01 (1922)] III-2-1
een kater hebben een kater hebben: een kater hubben (Neeroeteren), ənə k‧ātər h‧eͅbə (Neeroeteren), haarpijn hebben: hōͅ.rp‧in h‧eͅbə (Neeroeteren) kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3
een kind op de arm dragen (een) kind op de nek pakken: keindj op de nek pakken (Neeroeteren) een kind op de arm dragen [peizen] [N 115 (2003)] III-2-2
een kring op de grond trekken een ring op de grond trekken: eine reink op den grond trèkken (Neeroeteren), ’n rēnk op den grond trèkken (Neeroeteren), grond: o tussen o en u  enne renk op e grond trekken (Neeroeteren) Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)] III-3-2
een kuil graven graven: graven (Neeroeteren) Een kuil maken (dappen, graven) [N 108 (2001)] III-1-2
een lastig karakter hebbend lastig: hè is lestig (Neeroeteren), lastig karakter: hè hèt ei lestig karakter (Neeroeteren), moeilijk: dè¯s eine hiêl mooilike mins viêr möt òm te goan  mooilik (Neeroeteren), niet gemakkelijk: hij is neet gemèkelijk (Neeroeteren), hè is neet gemekkelik (Neeroeteren), niet mak: hè is neet mak (Neeroeteren, ... ) Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)] || lastig (ivm. karakter) III-1-4
een lelijk gezicht trekken gezichten snijden: gəzixtə sni.jə (Neeroeteren), muilen trekken: mulə trɛkə (Neeroeteren) grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4