e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geitestal geitestal: gęi̯te[stal] (Neeroeteren) De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.] I-6
gejoel geschreeuw: geschrīw (Neeroeteren) gejoel [ZND 01 (1922)] III-3-1
geknotte wilg soets: soets (Neeroeteren, ... ), soeëts (Neeroeteren, ... ), sûts (Neeroeteren) knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)] || wilg of eik, afgeknot III-4-3
gekraagde roodstaart schouwvegertje: sjuiwvègerke (Neeroeteren) gekraagde roodstaart III-4-1
gekruld haar gekruld haar: gekrold haor (Neeroeteren), gekroltj haor (Neeroeteren), krulhaar: krolhoar (Neeroeteren), krullen: haor krollen (Neeroeteren), krullenhaar: krolle hâôr (Neeroeteren), kroləhoər (Neeroeteren) gekruld haar [N 10 (1961)] || hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)] III-1-1
geld geld: de moos geld hebben om konnen te betalen (Neeroeteren), dich moos gelt hèbe ôôm te kôône betaale (Neeroeteren), du moos geldj hébben om konnen te betalen (Neeroeteren), geld (Neeroeteren), he moos geldj hèllen ôm kônnen te betalen (Neeroeteren), hie is vader zunnen jas en moder zien geld, vader zien koe en vader zienen hoond (Neeroeteren), ich bin mie geld kwiet (Neeroeteren), moder, bie wae mooit ig geljd halen (Neeroeteren), xaelt (Neeroeteren), dich is onbeleefd, minderwaardige personen  ge moot (moos) geljd hēbben ūm te kūnnen betalen (Neeroeteren), ie zeer lang  ich ben mi geldj kwiet (Neeroeteren) geld [RND], [ZND 44 (1946)] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)] III-3-1
gele kwikstaart koehoedertje: koehoedertje (Neeroeteren), koeienheerdje: kûwehèèrdsje (Neeroeteren) gele kwikstaart || kwikstaart, geel (Motacilla flava flava L.) [Lk 04 (1953)] III-4-1
gele lupine filipinen: flø`pine (Neeroeteren) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gelijken (op) gelijken: gelieken (Neeroeteren) gelijken [ZND 25 (1941)] III-4-4
geloof geloof: gelouf (Neeroeteren), hē hĕt zien gelouf verloeren (Neeroeteren), Hè hêt zie gelauf verloëre (Neeroeteren) Geloof. [ZND 01 (1922)] || Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)] III-3-3