24324 |
hommel |
hommel:
ook in ZND 01, a-m
hommel (L368p Neeroeteren)
|
hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
20524 |
homp brood |
klomp:
klo.mp (L368p Neeroeteren),
stuk:
stèk (L368p Neeroeteren),
tomp:
to.mp (L368p Neeroeteren)
|
homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25062 |
homp, brok, klont |
klomp:
klōmp (L368p Neeroeteren),
klot:
klot (L368p Neeroeteren)
|
kluit [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
ho.nk (L368p Neeroeteren),
hond (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren,
L368p Neeroeteren),
hōnd (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
hōnt (L368p Neeroeteren),
hoͅnt (L368p Neeroeteren)
|
hond [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)], [ZND 21 (1936)], [ZND m], [ZND m]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondkooi:
hòndkuuj (L368p Neeroeteren),
hondskooi:
hontskūəi̯ (L368p Neeroeteren),
hoͅ.ntskū.i̯ (L368p Neeroeteren),
hoͅnskūi̯ (L368p Neeroeteren),
hoͅntskūi̯ (L368p Neeroeteren),
hòndskuuj (L368p Neeroeteren)
|
hondenhok [ZND 38 (1942)]
III-2-1
|
20614 |
honger hebben |
honger hebben:
huŋər hɛbə (L368p Neeroeteren)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
21043 |
honing |
honing:
hoǝneŋ (L368p Neeroeteren),
huneŋ (L368p Neeroeteren),
huǝneŋ (L368p Neeroeteren),
hū.ǝneŋ (L368p Neeroeteren),
hūjǝ.neŋ (L368p Neeroeteren),
hūǝnǝŋ (L368p Neeroeteren)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
28675 |
honingpers |
honingpers:
hũ̄.neŋpors (L368p Neeroeteren)
|
Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
kop:
kop (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren)
|
hoofd [N 10b (1961)], [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
knikker:
knikər (L368p Neeroeteren),
knobbes:
knubəs (L368p Neeroeteren),
suts:
B.v. sla hemm op zijne soets.
su.əts (L368p Neeroeteren)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|