e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hommel hommel: ook in ZND 01, a-m  hommel (Neeroeteren) hommel [ZND 27 (1938)] III-4-2
homp brood klomp: klo.mp (Neeroeteren), stuk: stèk (Neeroeteren), tomp: to.mp (Neeroeteren) homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] III-2-3
homp, brok, klont klomp: klōmp (Neeroeteren), klot: klot (Neeroeteren) kluit [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
hond hond: ho.nk (Neeroeteren), hond (Neeroeteren, ... ), hōnd (Neeroeteren, ... ), hōnt (Neeroeteren), hoͅnt (Neeroeteren) hond [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)], [ZND 21 (1936)], [ZND m], [ZND m] III-2-1
hondenhok hondkooi: hòndkuuj (Neeroeteren), hondskooi: hontskūəi̯ (Neeroeteren), hoͅ.ntskū.i̯ (Neeroeteren), hoͅnskūi̯ (Neeroeteren), hoͅntskūi̯ (Neeroeteren), hòndskuuj (Neeroeteren) hondenhok [ZND 38 (1942)] III-2-1
honger hebben honger hebben: huŋər hɛbə (Neeroeteren) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
honing honing: hoǝneŋ (Neeroeteren), huneŋ (Neeroeteren), huǝneŋ (Neeroeteren), hū.ǝneŋ (Neeroeteren), hūjǝ.neŋ (Neeroeteren), hūǝnǝŋ (Neeroeteren) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honingpers honingpers: hũ̄.neŋpors (Neeroeteren) Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.] II-6
hoofd kop: kop (Neeroeteren, ... ) hoofd [N 10b (1961)], [ZND 01 (1922)] III-1-1
hoofd (spotnamen) knikker: knikər (Neeroeteren), knobbes: knubəs (Neeroeteren), suts: B.v. sla hemm op zijne soets.  su.əts (Neeroeteren) [N 10 (1961)] III-1-1