21914 |
jong dat pas kan vliegen |
stug:
stèg (L368p Neeroeteren)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelshaar:
di.vəlshōr (L368p Neeroeteren)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
kakelnestje:
kakelnösje (L368p Neeroeteren),
vogeltje:
mv.
viegəlkəs (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren)
|
vogeltje [ZND 04 (1924)] || vogeltje, pas uit het ei
III-4-1
|
24176 |
jong en kaal vogeltje adj. |
kak:
kagk (L368p Neeroeteren),
nog te kak:
nog te kak (L368p Neeroeteren)
|
jonge vogel die nog niet kan vliegen [ZND 36 (1941)] || vogeltje, pas uit het ei
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
joŋk (L368p Neeroeteren),
jōnk (L368p Neeroeteren),
jōŋk (L368p Neeroeteren)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]jong ve dier [ZND 01 (1922)]
I-11, III-4-2
|
34314 |
jong varken |
bag:
bag (L368p Neeroeteren),
bak (L368p Neeroeteren),
baq (L368p Neeroeteren),
bax (L368p Neeroeteren),
baggen (mv.):
bage (L368p Neeroeteren),
bagje:
bęqskǝ (L368p Neeroeteren),
bɛkskǝ (L368p Neeroeteren)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
jonge gans:
joŋ gāu̯z (L368p Neeroeteren),
jōŋ gans (L368p Neeroeteren)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pęl (L368p Neeroeteren)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20159 |
jongen |
jong:
jong (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
joung (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
jóóng (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren,
L368p Neeroeteren)
|
jongen [ZND 11 (1925)] || jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)]
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
liefste:
leefste (L368p Neeroeteren)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 115 (2003)]
III-2-2
|