19631 |
kleerkist, kleerkoffer |
kist:
kest (L368p Neeroeteren),
klederkist:
kleͅi̯ərkest (L368p Neeroeteren)
|
Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
28709 |
kleermaker |
kleer-/kledermaker:
klęjǝrmākǝr (L368p Neeroeteren),
klęjǝrmēkǝr (L368p Neeroeteren),
schreuder:
sxrīr (L368p Neeroeteren),
šrīr (L368p Neeroeteren)
|
Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.]
II-7
|
28710 |
kleermaker - smaadnamen, bijnamen |
naaldjesvamer:
nǭltjǝsvē̜mǝr (L368p Neeroeteren)
|
Scheld- of spotnamen en bijnamen voor de kleermaker. [N 59, 197c]
II-7
|
28715 |
kleermakersbedrijf |
bij de schreuder:
bi dǝ šrīr (L368p Neeroeteren)
|
Algemene benaming voor het kleermakersbedrijf. [N 59, 202b; monogr.]
II-7
|
28921 |
kleermakersborstel |
borstel:
bø̄stǝl (L368p Neeroeteren)
|
Borstel, meestal van paardenhaar, waarmee men bij het persen de wolvezels in de goede richting schuiert. In het algemeen borstelt men hiermee stof en kleren schoon. Zie afb. 20. [N 59, 32]
II-7
|
28872 |
kleermakerskrijt |
krijt:
krīt (L368p Neeroeteren)
|
Het kleermakerskrijt wordt gebruikt om patronen op de stof over te nemen. Deze krijtlijnen verwijdert men later weer. Het krijt is vier- of driehoekig van vorm (Gerritse, pag. 21) en voelt vettig aan (Papenhuyzen III, pag. 9). Men kan ook met behulp van een zogenaamde rokkenspuit een lijn trekken. Door verstuiven van krijtpoeder kan men hiermee een lijn op de rok trekken om een rechte zoom te krijgen op de juiste hoogte. Zie afb. 6 en 7. [N 59, 5; N 62, 66; monogr.]
II-7
|
28874 |
kleermakersschaar |
coupeurscheer:
kǝpø̄ršīr (L368p Neeroeteren)
|
Met de kleermakersschaar kan een bepaalde schaar bedoeld zijn die wat zwaarder van uitvoering is dan bijvoorbeeld een coupeuseschaar. [N 59, 16b; N 59, 16a]
II-7
|
28865 |
kleermakerstafel |
werktafel:
werktǭfǝl (L368p Neeroeteren)
|
De tafel waarop of waaraan de kleermaker werkt. Deze tafel wordt gewoonlijk gemaakt van vurenhout. Dikwijls laat men op de tafel een triplex blad maken, omdat vurenhout wel eens splintert en men geen last wil hebben van naden trekken in het blad (Papenhuyzen III, pag. 6). [N 59, 1a]
II-7
|
28714 |
kleermakersvak |
schreudersstiel:
šrīrsstīl (L368p Neeroeteren)
|
De algemene benaming voor het vak van kleermaker. [N 59, 202a; monogr.]
II-7
|
28965 |
kleermakerszit |
schreuderszit:
šrīrszet (L368p Neeroeteren)
|
Wijze van zitten van de kleermaker op de kleermakerstafel, met gekruiste benen. Zie afb. 30. [N 59, 199; monogr.]
II-7
|