e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
metselzand zand: zant (Neeroeteren), zavel: zāvǝl (Neeroeteren) Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.] II-9
metworst braadworst: brōͅ.tw‧oͅrst (Neeroeteren), saucijs: secies (Neeroeteren), səsī.əs (Neeroeteren) metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)] III-2-3
meubelmaker meubelmaker: mēbǝlmēkǝr (Neeroeteren), mībǝlmēkǝr (Neeroeteren), mīǝbǝlmākǝr (Neeroeteren), schrijnenwerker: sxrinǝwęrkǝr (Neeroeteren) Ambachtsman die meubels vervaardigt. [N 55, 166a; L 34, 19b; monogr.] II-12
meubelstuk, meubel meubel: Hun hiêl miêbel stòngen op stroat  miêbel (Neeroeteren) meubel III-2-1
mevrouw madam (<fr.): Pier, gaef madame eins ein choun hendje (Neeroeteren) Piet (Arie), geef madame nu eens een schoon handje [ZND 44 (1946)] III-3-1
miauwen miauwen: mi’áu.ə (Neeroeteren) miauwen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
middag (s middags) middag: middig (Neeroeteren), noen: noon (Neeroeteren), s namiddags: ⁄s noiddis (Neeroeteren) in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [ZND 38 (1942)] III-4-4
middagdutje ungeren (zn.): injĕre (Neeroeteren) middagdutje [ZND 01 (1922)] III-1-2
middagdutje doen ungeren houden: injeren hauwen (Neeroeteren), injerren hauwen (Neeroeteren), ungeren slapen: injeren slaopen (Neeroeteren), injĕre slaope (Neeroeteren), unjeren sloapen (Neeroeteren) een middagdutje doen [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)] III-1-2
middagmaal middag, de -: middig (Neeroeteren), m‧edəx (Neeroeteren), De middig waas nog neet vèrig  middig (Neeroeteren), middageten: m‧edəx˂‧ēͅtə (Neeroeteren) het middagmaal || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] III-2-3