e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omhulsel van het teellid sluis: slūǝs (Neeroeteren) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omslag van de broek omslag: ómslaach (Neeroeteren) de omslag van de broek [N 59 (1973)] III-1-3
omslagdoek (alg.) plag: plāg-plāgə-pleͅgskə (Neeroeteren) schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3
omzetten omscheppen: omšōpǝ (Neeroeteren) Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c] I-4
onbewolkt klaar: klaor (Neeroeteren, ... ), klare lucht: klor locht (Neeroeteren) klaar, helder [ZND 01 (1922)], [ZND 19A (1936)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)] III-4-4
onderarmsuçon zijsuçon: zi-jǝsǝkoŋ (Neeroeteren) Puntnaad die begint onder de oksel. [N 59, 94b] II-7
ondergoed ondergoed: ondergoot (Neeroeteren), onderkleren: onderkleijer (Neeroeteren) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] III-1-3
onderhemd hemd: humme - hummes (Neeroeteren), uitspraak: hemme  himme (Neeroeteren) hemd (enkelvoud - meervoud) [ZND 01 (1922)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] III-1-3
onderjurk onderkleed: onderklijt (Neeroeteren), onderrok: onderrok (Neeroeteren) onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3
onderkraag onderkraag: oŋǝrkrāx (Neeroeteren) Het onderste gedeelte van de kraag dat niet in het zicht komt. Het materiaal voor de onderkraag is doorgaans dunne maar dichtgeweven stof. Traditioneel wordt hiervoor kleermakersvilt gebruikt (Het Beste Naaiboek, pag. 389). [N 59, 121b] II-7