e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rij, wiers roede: rōi̯ (Neeroeteren) De langwerpige heuveltjes of stroken waarin het nog niet geheel droge hooi wordt bijeengeharkt voordat het op hopen wordt gebracht. [N 14, 101; JG 1b, 2c en Goossens 1963; A 10, 19; A 16, 2; L 38, 37; monogr.] I-3
rijbroek culotte (fr.): klót (Neeroeteren), culotteboks (<fr.): broek, nauwsluitend om de benen zoals bv. bij ruiters  kəloͅtboks (Neeroeteren), rijboks: rijboks (Neeroeteren) culot, in de betekenis van soort broek; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || een rijbroek [N 59 (1973)] || rijbroek met nauw om het onderbeen sluitende pijpen [N 23 (1964)] III-1-3
rijden rijden: rieën (Neeroeteren) rijden [ZND 25 (1937)] III-3-1
rijgen rijgen: rīgǝ (Neeroeteren) Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.] II-7
rijggaren trochelgaren: trǭxǝlgārǝ (Neeroeteren) Grover soort garen, die men gebruikt om de patroondelen voorlopig aan elkaar vast te naaien (Gerritse, pag. 37). De antwoorden van de informanten zijn in twee delen gesplitst. De eerste groep bestaat uit woordtypen waarvan men het gebruik van het garen kan afleiden. De tweede groep woordtypen geeft niet alleen het gebruik aan, maar ook het materiaal waarmee men werkt. [N 59, 6b; N 62, 57; monogr.] II-7
rijglaars get: gette (Neeroeteren) laars waarvan het beenstuk moet worden dichtgeregen [N 24 (1964)] III-1-3
rijgsteek rijgsteek: rixstēk (Neeroeteren) Zie afb. 31. [N 59, 52a; N 62, 16a; N 62, 6] II-7
rijk rijk: rī.k (Neeroeteren) Zie de toelichting bij het lemma ɛrijk liggenɛ.' [N O, 34k; Vds 219; Jan 199; Coe 172] II-3
rijkdom rijkdom: ri.gdum (Neeroeteren) rijkdom [RND] III-3-1
rijke lieden rijk volk: rīk volk (Neeroeteren), rijke lui: rieke lie (Neeroeteren), rīkə luj (Neeroeteren), rijke mensen: rieke minschen (Neeroeteren), rieke minse (Neeroeteren), rijke typen: lieden niet gebruikt  rieke tippen (Neeroeteren) Rijke lieden [ZND 30 (1939)] III-3-1