e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rug van het lemmer botte kant: botte kant (Neeroeteren), rug: reͅx (Neeroeteren) De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)] III-2-1
rugband rugbandje: røxbęntjǝ (Neeroeteren) De band achter in de (driedelige) rug van een colbert. Vergelijk de lemmata ɛplatstukɛ en ɛjukstukɛ.' [N 59, 92] II-7
ruggengraat ruggenstrang: rɛgəstraŋk (Neeroeteren) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] III-1-1
ruggenwervel wervel: wervəl (Neeroeteren) [N 10 (1961)] III-1-1
rugsplit slip: slep (Neeroeteren) De split in het verlengde van de rugnaad van een colbert. [N 59, 90b] II-7
ruiken ruiken: ri.kə (Neeroeteren), rieken (Neeroeteren, ... ) rieken [ZND 25 (1937)] || Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken) [N 108 (2001)] || ruiken [N 10b (1961)] III-1-1
ruilen (als spel) tuisen: toeschen (Neeroeteren), toesjen (Neeroeteren), tŭsən (Neeroeteren), wille ve ins toesse (Neeroeteren), willen we ins toesen (Neeroeteren) Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)] || Tuischen. [ZND m] || Willen we eens ruilen? [ZND 42 (1943)] III-3-2
ruin ruin: rin (Neeroeteren) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
ruiten in het kaartspel ruiten: roete (Neeroeteren, ... ), roeten (Neeroeteren), rūten aos (Neeroeteren), de n staat tussen haakjes  roeten (Neeroeteren) Ruiten: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)] III-3-2
rukken rijten: rieten (Neeroeteren), roffen: roffen (Neeroeteren), ruffen (Neeroeteren), schokken: schokke (Neeroeteren), trekken: trekke (Neeroeteren) niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)] III-1-2