19404 |
rug van het lemmer |
botte kant:
botte kant (L368p Neeroeteren),
rug:
reͅx (L368p Neeroeteren)
|
De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
29078 |
rugband |
rugbandje:
røxbęntjǝ (L368p Neeroeteren)
|
De band achter in de (driedelige) rug van een colbert. Vergelijk de lemmata ɛplatstukɛ en ɛjukstukɛ.' [N 59, 92]
II-7
|
17640 |
ruggengraat |
ruggenstrang:
rɛgəstraŋk (L368p Neeroeteren)
|
rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17641 |
ruggenwervel |
wervel:
wervəl (L368p Neeroeteren)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
29076 |
rugsplit |
slip:
slep (L368p Neeroeteren)
|
De split in het verlengde van de rugnaad van een colbert. [N 59, 90b]
II-7
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
ri.kə (L368p Neeroeteren),
rieken (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren)
|
rieken [ZND 25 (1937)] || Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken) [N 108 (2001)] || ruiken [N 10b (1961)]
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
tuisen:
toeschen (L368p Neeroeteren),
toesjen (L368p Neeroeteren),
tŭsən (L368p Neeroeteren),
wille ve ins toesse (L368p Neeroeteren),
willen we ins toesen (L368p Neeroeteren)
|
Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)] || Tuischen. [ZND m] || Willen we eens ruilen? [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
33750 |
ruin |
ruin:
rin (L368p Neeroeteren)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
roete (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren,
L368p Neeroeteren),
roeten (L368p Neeroeteren),
rūten aos (L368p Neeroeteren),
de n staat tussen haakjes
roeten (L368p Neeroeteren)
|
Ruiten: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
17884 |
rukken |
rijten:
rieten (L368p Neeroeteren),
roffen:
roffen (L368p Neeroeteren),
ruffen (L368p Neeroeteren),
schokken:
schokke (L368p Neeroeteren),
trekken:
trekke (L368p Neeroeteren)
|
niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|