20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
gors:
znd 23, 60c;
gors (L368p Neeroeteren),
kluppel:
Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen.
kleppel (L368p Neeroeteren),
schnalle (du.):
znd 23, 60c;
snaai (L368p Neeroeteren),
wis:
znd 23, 60c; cf. WNT s.v. "wisch (I) - wis(se)"; cf. Vd s.v. "wis"teen, twijg
wis (L368p Neeroeteren)
|
gard (stok) [ZND 01 (1922)] || stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
20519 |
stokvis |
stokvis:
stokvès (L368p Neeroeteren),
st‧oͅk˃v‧eͅs (L368p Neeroeteren)
|
bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18683 |
stola |
stola (lat.):
sto.lā (L368p Neeroeteren)
|
stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19559 |
stolp |
kaasstolp:
kiêsstölp (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren)
|
glazen klok waaronder kaas wordt bewaard || stolp
III-2-1
|
20877 |
stomdronken |
keizat:
kejzaat (L368p Neeroeteren),
schupzat:
sjöpzaat (L368p Neeroeteren)
|
straalbezopen
III-2-3
|
20624 |
stoofkarbonade |
stoofvlees:
staofvleis (L368p Neeroeteren)
|
Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20641 |
stoofvlees, zuurvlees |
stoofvlees:
staofvleis (L368p Neeroeteren)
|
Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
28911 |
stoomstrijkijzer |
stoomijzer:
stǫwmīzǝr (L368p Neeroeteren)
|
Strijkijzer met water erin dat tijdens het strijken verdampt tot stoom die uit openingen in de zoolplaat komt, om het strijkgoed te bevochtigen. [N 59, 21d; N 59, 20]
II-7
|
31626 |
stoot |
stoot:
stīǝtǝ (L368p Neeroeteren)
|
Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.]
II-11
|
34577 |
stootring |
as:
as (L368p Neeroeteren)
|
Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.]
I-13
|