e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tabak toebak: Det is mich nog gein pi-jp tûbik wèèrd: het is me niets waard  tûbik (Neeroeteren), Det is straffen tûbek: dat is nogal kras  tûbek (Neeroeteren) tabak III-2-3
tabakspruim pruim: pr‧ūəm (Neeroeteren), rolletje: rolke (Neeroeteren), In grootvaders tijd  rölke (Neeroeteren), sjiek: chique (Neeroeteren), s‧ek (Neeroeteren), Fr. chique  sjiek (Neeroeteren) een propje pruimtabak || prop pruimtabak || pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)] III-2-3
tabakssap zever: z‧eͅi̯vər (Neeroeteren) Hoe noemt U: Vuil water in een pijp (smierk, nerrik) [N 80 (1980)] III-2-3
tafel tafel: taofəl (Neeroeteren), tōͅfəl (Neeroeteren, ... ), toͅfəl (Neeroeteren), Wèè binne het joar eine toafelpuut tösse dew bein hèèt, is ofwaal getruidsj, ofwaal wevenèèr Ein gooj toafel: waar goed gegeten wordt Eme(s) ònder de toafel drinke  toafel (Neeroeteren) de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] || tafel [ZND 49 (1958)] III-2-1
taillewijdte lendenwijdte: lenjǝwitǝ (Neeroeteren) De maat gemeten horizontaal om het lichaam in de holte van de taille met (voor heren) twee vingers tussen het lichaam en de centimeter. Zie afb. 27. [N 59, 44c; N 62, 2b] II-7
tak van een geslacht familie: fəmieli (Neeroeteren) de tak van een geslacht [natie, familie] [N 115 (2003)] III-2-2
takken (coll.) tak (mv.): tek (Neeroeteren), waai: wej (Neeroeteren) takken, coll. [ZND 35 (1941)] III-4-3
tand, tanden tand(en): tā.nt (Neeroeteren  [(mv tan)]  ) Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17] I-9
tandpijn tandpijn: tandpien (Neeroeteren, ... ) ik heb tandpijn [ZND 34 (1940)] || Kiespijn. Ik heb kiespijn. [Lk 05 (1955)] III-1-2
tandvlees raak: rakə (Neeroeteren), tandvlees: tantflɛ.is (Neeroeteren) hoe noemt men het tandvlees ? [ZND 49 (1958)] || tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)] III-1-1