33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
vazel:
vā.zǝl (L368p Neeroeteren)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
19454 |
vak van een kast |
vak:
vak (L368p Neeroeteren)
|
Deel van een kast dat door schotjes of deurtjes van de rest gescheiden is (vak, loket) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19489 |
valgordijn, rolgordijn |
store (fr.):
Dat kan op-of open worden getrokken
stoar (L368p Neeroeteren)
|
zonnegordijn
III-2-1
|
17822 |
vallen |
vallen:
vallen (L368p Neeroeteren),
valən (L368p Neeroeteren),
[~an]
vallen (L368p Neeroeteren)
|
vallen [ZND 46 (1946)], [ZND m]
III-1-2
|
29067 |
vals splitje |
rimpseltje:
rømpsǝlkǝ (L368p Neeroeteren)
|
Vals plooitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131b]
II-7
|
23001 |
van een glijbaan glijden |
afschuiven:
/
aafsjieve (L368p Neeroeteren)
|
schuifaf [SND (2006)]
III-3-2
|
20474 |
van hoge afkomst |
van hoge afkomst:
van hoege aafkomst (L368p Neeroeteren)
|
van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
19236 |
van katoen geven |
buzze geven, kemp,:
Ee moet maar draad geven (L368p Neeroeteren),
katoen geven (L368p Neeroeteren),
katoen geven om klaar te komen (L368p Neeroeteren),
we zullen er gèt achts mooten zetten (L368p Neeroeteren),
we zullen er wat achter mooten zitten (L368p Neeroeteren),
we zullen katoen moeten geven (L368p Neeroeteren),
we zullen katoen mooten gèven (L368p Neeroeteren),
we zullen mooten ketoen gèven (L368p Neeroeteren),
we zullen op de tanden moeten bijten (L368p Neeroeteren),
zet er maar wat achter (L368p Neeroeteren),
zich ins goe ter vier zetten (L368p Neeroeteren)
|
welke uitdrukkingen kent uw dialect om te zeggen dat we er kracht of drift moeten achter zetten om klaar te komen; sommige dialecten zeggen b.v. we zullen moeten katoen geven (of: hem katoen geven, of: van katoen geven), lament geven [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rø̜i̯zǝlǝn (L368p Neeroeteren),
rī.zǝlǝ (L368p Neeroeteren),
rīzǝlǝ (L368p Neeroeteren),
rīzǝlǝn (L368p Neeroeteren)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
17824 |
vangen |
vangen:
vangen (L368p Neeroeteren)
|
vangen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|