e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zak op een schort maal: maal (Neeroeteren) zak op een schort [pooier] [N 24 (1964)] III-1-3
zak, pungel pungeltje: peŋǝlkǝ (Neeroeteren) Een zak is de gewone verpakking voor graan. Het woordtype balle wordt gebruikt voor een grote, vierkante zak terwijl pungel wordt gebezigd voor een klein zakje. Een zak woog 100 kg, een balle 50 tot 75 kg en een pungeltje 5 tot 20 kg - Coenen, pag. 177. [Jan 257; Coe 243; Grof 274] II-3
zakdoek maalplag: malplāg-malplāgə-malpleͅkske (Neeroeteren) zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)] III-1-3
zakhaak haak: hǭ.k (Neeroeteren), haakje: hē̜̜.kskǝ (Neeroeteren) IJzeren haakje waarmee de te vullen meelzak wordt opengehouden. Om de zak op te hangen kunnen twee systemen gebruikt worden: a) de zak wordt met vier haakjes rondom de meelpijp bevestigd; b) de zak wordt aan één kant van de pijp aan twee haakjes vastgemaakt, terwijl hij aan de andere kant wordt opengehouden door een derde haakje dat verbonden is met een koord dat over een katrolletje loopt en waaraan een zakje zand of een ander tegengewicht hangt. Dit systeem heeft het voordeel dat de molenaar de kwaliteit van het meel tijdens het malen al kan controleren. In l 265 werd op deze wijze gewerkt. Zie ook afb. 83 en 84. De kram uit Q 77 was een stuk ijzer in de vorm van een hoek van 90ű, dat in het hout werd geslagen en waarin de zak kon worden gehangen. [N O, 24f; Vds 166; Jan 169; Coe 154; Grof 184] II-3
zakintast insteek: insteek  instéék (Neeroeteren) de zakintast (insteek, inkeker, intast?) [N 59 (1973)] III-1-3
zakje net boven de buitenzak centenmaaltje: sénteméélke (Neeroeteren), sikkenmaaltje: [Van Dale: sik1: 1. geit, 1a <bij de spoorwegen> rangeerlocomotiefje, locomotor]  sikkeméélke (Neeroeteren) een zakje net boven de buitenzak (smokkelzakje, spoorzakje etc.) [N 59 (1973)] III-1-3
zakkenvoering keper: kē̜pǝr (Neeroeteren) Voering van de zakken. In de regel een dicht geweven, soepele stof van katoen of een mengsel van katoen en synthetische garens. Ook gebruikt men katoenen voering in keperbinding. [N 59, 120; Gi 1.IV, 27] II-7
zakkenwagentje molenwageltje: [molen]wę̄gǝlkǝ (Neeroeteren) Handwagentje waarmee zakken in de molen verplaatst kunnen worden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [Jan 258; Coe 239; Grof 257] II-3
zaklamp pillamp: pillamp (Neeroeteren), pitslamp: pitslamp (Neeroeteren) zaklamp III-2-1
zalig zalig: zalig noewjaor (Neeroeteren) Zalig (of Gelukkig, enz.) Nieuwjaar! [ZND 05 (1924)] III-3-3