18342 |
zool van een schoen |
zool:
zoal (L368p Neeroeteren)
|
zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǫwm (L368p Neeroeteren)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
20189 |
zoon |
zoon:
zuun (L368p Neeroeteren)
|
zoon
III-2-2
|
19528 |
zoutvat |
zoutvaatje:
zautvèètsje (L368p Neeroeteren)
|
zoutvaatje
III-2-1
|
19222 |
zuchten |
zuchten:
zyxtə (L368p Neeroeteren)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21072 |
zuigen |
zuigen:
zy(3)̄gə (L368p Neeroeteren)
|
zuigen
III-2-3
|
20286 |
zuigfles |
papfles:
papfles (L368p Neeroeteren)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20845 |
zult, preskop |
geperste kop:
Gehakt en geperst vlees van b.v. een varkenskop
geperzde kop (L368p Neeroeteren)
|
preskop
III-2-3
|
20518 |
zure haring |
opgelegde haring:
‧oͅp˃gəl‧ax˂dən (h)‧ir‧eŋ (L368p Neeroeteren),
rolmops:
rolmops (L368p Neeroeteren)
|
rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33618 |
zuring, groente |
zuurkruid:
zoerkroet (L368p Neeroeteren),
zuurmoes:
zoormoos (L368p Neeroeteren)
|
Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 2b (1963)]
I-7
|