e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dompelen dompelen: in t water dompelen (Neeroeteren), in het water dompelen: in ⁄t water dompelen (Neeroeteren, ... ), in het water steken: in t water stèken (Neeroeteren), steken: ps. invuller geeft alleen een antwoord op dompelen.  stèken (Neeroeteren, ... ) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderbeestje donderbeestje: dònnerbiêsje (Neeroeteren) donderbeestje III-4-2
donderen donderen: dondere (Neeroeteren, ... ), donderen (Neeroeteren, ... ), dóndere (Neeroeteren, ... ) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donderslag donderslag: doenderslaag (Neeroeteren) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderwolk donderlucht: doenderlocht (Neeroeteren), donderwolk: dŏnderwouk (Neeroeteren), onweerswolk: onweerswoek (Neeroeteren) donderwolk [ZND 33 (1940)] || lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
donderx donder: donder (Neeroeteren, ... ), donner (Neeroeteren, ... ) donder [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donker, duisterx donker: donker (Neeroeteren, ... ) (`t is hier) donker [ZND 23 (1937)] III-4-4
dons, nestveren duivelshaar: di-jvelshoar (Neeroeteren), dievelshoar (Neeroeteren), duuvelshoar (Neeroeteren) dons [ZND 35 (1941)] || donshaar bij jonge vogels III-4-1
dood (adj. schertsend bedoeld de hoek om: znd 23, 022b;  den hook om (Neeroeteren), er geweest: znd 23, 022b;  er gewest (Neeroeteren), heeft de pijp aan ma(a)rten gegeven: znd 23, 022b;  het de piep aan marten gegeeven (Neeroeteren), hij is r.i.p.: znd 23, 022b;  hè is rip (Neeroeteren) dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (adj.) dood: znd 23, 022a;  doed (Neeroeteren), doët (Neeroeteren) dood; hij is - [ZND 23 (1937)] III-2-2