e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doordeweekse muts muts: məts (Neeroeteren) muts, witte ~ zonder poffer voor door de week, voor oudere en minder gegoede vrouwen ook voor s zondags {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
doorgestikte naad doorgestikte naad: (mv)  dōrgǝstekdjǝ nø̜̄j (Neeroeteren, ... ) Doorgestikte naden als decoratie. Naden worden doorgestikt aan de goede kant van de stof. Doorstikken is een uitstekende techniek voor het accentueren van een bepaald detail, het plathouden van de naadtoeslagen en het decoreren van effen stof (Het Beste Naaiboek, pag. 152). [N 59, 58] II-7
doorn, stekel doorn: dèèr (Neeroeteren), doornen: dɛrən (Neeroeteren) doorn || doornen [RND] III-4-3
doornappel duivelskoren: di-jvelskure (Neeroeteren) doornappel III-4-3
doorslaan trochelen: trǭxǝlǝ (Neeroeteren) Het aangeven van de lijnen met een dubbele draad of door middel van een doorslagsteek. [N 59, 51a; N 62, 6] II-7
dopbeitel, guts gots: gots (Neeroeteren) Stalen beitel van ongeveer 20 cm lengte met een snede in de vorm van een halve cilinder. De dopbeitel wordt aangedreven met de heulbankhamer en dient om een eerste uitholling in de ruw bewerkte klomp te maken. Zie ook afb. 240. [N 97, 21; A 29a, 7b; monogr.; Bakeman 8] II-12
dopen dopen: de.ipə (Neeroeteren), de.ipən (Neeroeteren), deipe (Neeroeteren), dö.ypə (Neeroeteren, ... ), dɛ.ipən (Neeroeteren), e kanjt daupen (Neeroeteren), ein kind doopen (Neeroeteren), soppen: ’soͅpə (Neeroeteren) doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Dopen. [ZND 01 (1922)] || Een kind dopen. [ZND 23 (1937)] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)] III-2-3, III-3-3
doperwten zonder schaal: zo.ndər šāl (Neeroeteren) [Goossens 1b (1960)] I-7
dorp dorp: de boore haoewe vīēf ēs en nīēge kie en twelf chêp vier ⁄t dèrp gebracht, deej wouwe ze verkoupe (Neeroeteren), derəp (Neeroeteren), dörp (Neeroeteren) De boeren hadden vijf ossen en negen koeien en twaalf schapen voor het dorp gebracht, die wilden ze verkopen. [ZND 04 (1924)] || dorp [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-3-1
dorpel dorpel: dē̜rpǝl (Neeroeteren) Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld] II-9