19310 |
durven |
dorren:
dorre (L368p Neeroeteren),
dorren (L368p Neeroeteren),
durven:
dərvə (L368p Neeroeteren),
hè heèt dat neet dorven doon (L368p Neeroeteren)
|
durven [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)] || Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
d"r (L368p Neeroeteren),
deer (L368p Neeroeteren),
dēr (L368p Neeroeteren)
|
duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)], [ZND m]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
daouwən (L368p Neeroeteren),
doewe (L368p Neeroeteren),
stoten:
stoete (L368p Neeroeteren)
|
duwen [RND], [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
scheien:
šę.i̯ǝ (L368p Neeroeteren)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
19330 |
dwarsdrijven |
de warserik spelen:
de we͂e͂rserik spéelen (L368p Neeroeteren),
tegenwringen:
tiêgevringe (L368p Neeroeteren),
wat anders willen:
hè wilt altiet wat anders (L368p Neeroeteren)
|
dwarsliggen; tegen iemands woorden of daden ingaan, met de bijgedachte niet mee te willen werken || Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
getweernde, een -:
Zie ook: wèèrskop en wèèrserik Van dèè gedwèringe kri-jgste nûw ins nuuts geli-jk Het woord heeft te maken met getwèringd: verkeerd gedraaid
gedwèringe (L368p Neeroeteren),
warsdrijver:
waat eine wêêrsdriever (L368p Neeroeteren),
warskop:
wat ne wèrskop (L368p Neeroeteren)
|
dwarskop || Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19504 |
dweil |
opnemer:
Ze hauwe eine dweil ligke viêr de kiêkediêr òm de veet op aaf te vège
opnemer (L368p Neeroeteren)
|
dweil
III-2-1
|
19657 |
dweilen |
dweilen:
dweilen (L368p Neeroeteren)
|
Hoe noemt u het schoonmaken van stenen of houten vloeren, van stoepen enz. met behulp van water en een grove doek? [N105 (2000)]
III-2-1
|
24957 |
eb, laagtij |
eb:
eb (L368p Neeroeteren)
|
eb, teruggaan van het water van de zee en de toestand van laag water [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20391 |
echtgenote |
vrouw:
vruiw (L368p Neeroeteren)
|
echtgenote
III-2-2
|