e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
generale biecht generale biecht: generale biecht (Neerpelt) Een algemene of generale biecht, vaak bij missie en retraite [jeneraalbiech]. [N 96D (1989)] III-3-3
genezen genezen: genaezen (Neerpelt), genezen (Neerpelt) genezen [ZND m] || hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)] III-1-2
gepachte hoeve, pachtgoed pachterij: pachterij (Neerpelt) Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1] I-6
gepensioneerd (zijn) gepensioneerd: znd 35, 65  gepensionneerd (Neerpelt) gepensioneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)] III-2-2
geprimeerde stier prijsstier: prī.sstīr (Neerpelt) Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b] I-11
geraamte geraamte: gəramtə (Neerpelt) een geraamte [ZND B1 (1940sq)] III-1-1
gereed vaardig: sidə ve͂ͅrəx meͅt oͅweͅrək (Neerpelt), ⁄t e͂ͅtən es ve͂ͅrəx (Neerpelt) gereed (vaardig): het eten is gereed [ZND B2 (1940sq)] || gereed: zijt ge gereed met uw werk ? [ZND B2 (1940sq)] III-1-4
gereedschap waarmee men de darmen schoonmaakt plankje: plɛŋkskǝ (Neerpelt) Behalve de voorafgenoemde gereedschappen ''mes'', ''lepel'', ''balein'' en ''(haar)speld'' (zie de desbetreffende lemmata) gebruikt men nog verschillende andere middelen om de darmen schoon te maken. In ieder geval moeten de voorwerpen bot zijn, omdat een scherp gereedschap de darm gemakkelijk zal beschadigen. [N 28, 118] II-1
geren geren: gīrǝn (Neerpelt), spieën: spi-jǝn (Neerpelt) Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10] II-7
gerieflijk gerieflijk: e gerieflik hoes (Neerpelt) Gerieflijk huis. [ZND 35 (1941)] III-1-4