e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
godslasteren vloeken: vloeken (Neerpelt) Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)] III-3-3
godslastering vloek: vloek (Neerpelt) Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)] III-3-3
goed liggen goed: gut (Neerpelt), juist zitten: juist zitten (Neerpelt) Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51] I-11
goed luisteren goed luisteren: goed lusteren (Neerpelt) goed luisteren [ZND 30 (1939)] III-1-1
goed passen goed passen: gūt pāsǝn (Neerpelt) Goed zitten of passen, gezegd van een kledingstuk. [N 62, 26a; MW] II-7
goed uit de weg kunnend vlot: vlǫt (Neerpelt) Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d] I-9
goedaardige droes droes: drūu̯s (Neerpelt) Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer √®√®n week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.] I-9
goede vleeskoe goed vette koe: gui̯ vɛtǝ kui̯ (Neerpelt), klaskoe: klaskō (Neerpelt) Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b] I-11
goede vrijdag goede vrijdag: goeie vriddich (Neerpelt) De vrijdag in de week vóór Pasen, Goede vrijdag [Kaarvriediech]. [N 96C (1989)] III-3-3
goede week goede week: geoj wèèk (Neerpelt) De week vóór Pasen [gooj week, kaarwèch]. [N 96C (1989)] III-3-3