20744 |
appeltaart |
appeltaart:
Syst. Frings
apəltārt (L312p Neerpelt)
|
Appeltaart (tartepom?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20753 |
appeltaartje |
appeltaartje:
Syst. Frings
apəltārtjə (L312p Neerpelt),
brioche (fr.):
brios (L312p Neerpelt),
halve maan:
in half moën (L312p Neerpelt),
in half moən (L312p Neerpelt)
|
Appeltaartje (tartepumke, toeslaag?) [N 16 (1962)] || een klein appeltaartje, in de vorm van een halve maan [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
33100 |
aren lezen |
aren lezen:
ǫrǝ lɛzǝ (L312p Neerpelt),
aren nalezen:
ǭrǝ nǭlēzǝ (L312p Neerpelt),
aren rapen:
ǭrǝ rāpǝ (L312p Neerpelt),
spiertjes rapen:
spe.rkǝs rā.pǝ (L312p Neerpelt),
zomeren:
zȳmǝrǝ (L312p Neerpelt)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
32877 |
arend van de zeis |
ang:
ãŋ (L312p Neerpelt)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
18239 |
armband |
armband:
armbaand (L312p Neerpelt),
ermband (L312p Neerpelt),
bracelet (fr.):
brajelet (L312p Neerpelt)
|
armband (Fr> bracelet) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
21295 |
arme mens |
arme mens:
innen ɛrme miensch (L312p Neerpelt),
nen erme minsch (L312p Neerpelt)
|
een arme mens [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
23355 |
armenbanken |
achteraan:
aachteruin (L312p Neerpelt)
|
De banken achter in de kerk, die niet werden verpacht [gemeine banken, vrije banken, ermebanke, vrije plaatsen?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21489 |
armoede |
armoede:
eremoei (L312p Neerpelt),
erremoei (L312p Neerpelt)
|
armoede [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
25055 |
armvol |
armvol:
ənən hɛləvər (L312p Neerpelt)
|
armvol (elver, speet, ervel) [ZND B1 (1940sq)]
III-4-4
|
21570 |
arresteren |
aanhouden:
de politie hit hem aon gehouwen (L312p Neerpelt)
|
De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|