e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halve frank half frankje: ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  ə⁄haləf ⁄freͅŋkskə (Neerpelt), halve frank: 50 ct.  nən haləvə fraŋ (Neerpelt), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  nə ⁄halvə fraŋ (Neerpelt) dialectnamen van de kleinste geldstukken (met waarde) [ZND B2 (1940sq)] || oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)] || wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
halve-centstuk halve cent: ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  nə ⁄halvə zēͅnt (Neerpelt) halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)] III-3-1
ham, hesp hesp: he͂ͅsp (Neerpelt), heͅsp (Neerpelt), verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)  hesp (Neerpelt) ham [Goossens 1b (1960)] || hesp [ZND 24 (1937)] || hesp (onderscheid tussen voorste en achterste) [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
hamer houten hamer: hǫwtǝn āmǝr (Neerpelt) Hamer die door de slachter gebruikt wordt voor het verwijderen van de horens en de hoeven van het rund. [N 28, 43; N 28, 47] II-1
hamer van de klepklok hamer: haamer (Neerpelt) De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)] III-3-3
handen (kindernamen) handjes: heͅnəkə (Neerpelt), pollen: poͅl (Neerpelt), polletjes: polleke (Neerpelt) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1
handen (spotnamen) fikkes: fekə(s) (Neerpelt), klauwen: kloͅwə (Neerpelt), poten: pyət (Neerpelt) [N 10 (1961)] III-1-1
handgeld handgeld: ps. omgespeld volgens Frings.  hāntgēͅlt (Neerpelt) eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
handkar stootkar: stuǝtkɛr (Neerpelt) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handlanger metserdien(d)er: mɛtsǝrdinǝr (Neerpelt) Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld] II-9