34440 |
herdershond |
schepershond:
sxē̜pǝrsho.nt (L312p Neerpelt)
|
Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34438 |
herdersschopje |
vork:
vø̜.rǝk (L312p Neerpelt)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
21129 |
herenfiets |
mansvelo:
’n mansvillo (L312p Neerpelt)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
25151 |
herfstdraden |
herfstdraden:
herrefstdruij
⁄herəfstdrøij (L312p Neerpelt)
|
herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24877 |
herik |
herik:
hęrek (L312p Neerpelt)
|
Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.]
I-5
|
34145 |
herkauwen |
irken:
erekǝn (L312p Neerpelt),
ɛrkǝn (L312p Neerpelt)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
17779 |
hersenen |
hersens:
hersens (L312p Neerpelt),
herses (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
hèrses (L312p Neerpelt)
|
de hersenen (in het hoofd) [ZND 26 (1937)]
III-1-1
|
24321 |
hert, ree |
hert:
hert (L312p Neerpelt)
|
hert [Willems (1885)]
III-4-2
|
23258 |
het angelus luiden |
engel des heren:
den engel de heren luit (L312p Neerpelt),
den engel des heren luit (L312p Neerpelt),
luiden:
het lut (L312p Neerpelt)
|
De angelusklok luidt. [ZND 32 (1939)] || Het angelus luiden in de ochtend [de morgenklok?] [het luidt......?]. [N 96A (1989)] || Het angelus luiden rond het middaguur [het luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20322 |
het einde van zijn leven |
het eind van zijn leven:
’t eind van zä lééven (L312p Neerpelt),
het end van zijn leven:
het ende van zéé lééve (L312p Neerpelt),
het laatste van zijn leven:
’t leste van z’ leiven (L312p Neerpelt)
|
op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|