id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25607 | inschieten | inschieten: ensxitǝ (Neerpelt), ensxitǝn (Neerpelt), ensxītǝ (Neerpelt), inschieten (Neerpelt) | Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d] II-1 |
25236 | inslaan, van de bliksem gezegd | inslaan: inslaon enslōn (Neerpelt), t slut in ət sløt ēn (Neerpelt) | inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)] III-4-4 |
34001 | inspannen | inspannen: ē.nspanǝn (Neerpelt) | Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10 |
23605 | introïtus | introtus (<lat.): introitus (Neerpelt) | De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)] III-3-3 |
25589 | invetten | insmeren: ensmērǝ (Neerpelt) | Blik, vorm of plaat invetten om aankleven van het deeg te voorkomen. [N 29, 38a; monogr.] II-1 |
23514 | jaargetijde | jaargetijde: jōͅrgəteͅi (Neerpelt) | Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
34074 | jaarring | ring: reŋk (Neerpelt), rēŋk (Neerpelt) | Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b] I-11 |
18705 | jacquetjak | jacquet (<fr.): jaket (Neerpelt) | jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)] III-1-3 |
18566 | jacquetpak | jacquet (<fr.): sjeket (Neerpelt) | jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)] III-1-3 |
18259 | jak | bolero (<fr.): bollero (Neerpelt), jak: jak (Neerpelt) | jak (kort vrouwenkledingstuk) [ZND 27 (1938)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] III-1-3 |