24097 |
jezuïet |
jezuet:
jezuiet (L312p Neerpelt)
|
Een Jezuiet [Jozefiet, Zjezwiet]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18086 |
jicht |
jicht:
jegt (L312p Neerpelt)
|
reumatiek: hoe heet de gewrichtspijn die vooral bij bejaarde mensen voorkomt (fr. rhumatisme) ? [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
20196 |
jong (bijv.nw.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
joonk (L312p Neerpelt)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)]
III-2-2
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
joonk (L312p Neerpelt)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
vlug jong:
vløchjoŋ (L312p Neerpelt)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelshaar:
Ze zijn aan t [e:nplu.men].
dyvəlshōͅr (L312p Neerpelt)
|
Jong dat begint pluimen te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
jōŋk (L312p Neerpelt)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]
I-11
|
34025 |
jong van een rund |
jong:
joŋk (L312p Neerpelt),
kalf:
kalf (L312p Neerpelt)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
bax (L312p Neerpelt),
báx (L312p Neerpelt),
baggen (mv.):
bage (L312p Neerpelt),
klein varkentje:
klęi̯n vɛrkskǝ (L312p Neerpelt)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
jonge gans:
joŋ gans (L312p Neerpelt)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|