18301 |
laars tot of boven de knie |
get:
get (L312p Neerpelt),
getje:
getteke (L312p Neerpelt)
|
laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18374 |
laarzenschacht |
vers:
[sic]
veͅrs (L312p Neerpelt)
|
schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23506 |
laatste mis |
avondmis:
ø͂ͅvədmeͅs (L312p Neerpelt)
|
De laatste, vaak korte mis op zondag, de laatste gelegenheid om de mis te horen [snapmèske, gawkletske?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23909 |
laatste oordeel |
laatste oordeel:
lèèste oordiel (L312p Neerpelt)
|
Het laatste oordeel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25422 |
ladder |
ladder:
ladder (L312p Neerpelt),
leer:
līǝr (L312p Neerpelt),
varkensleer:
vɛrǝkǝslejǝr (L312p Neerpelt)
|
Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.]
II-1
|
34581 |
ladderboom |
leerboom:
līǝrbuǝm (L312p Neerpelt),
(mv)
līǝ.rbyǝm (L312p Neerpelt)
|
Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b]
I-13
|
19668 |
lade |
lade:
lādə (L312p Neerpelt),
lāi (L312p Neerpelt),
lājə (L312p Neerpelt),
loj (L312p Neerpelt),
lòə (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
lade van de tafel:
laoi van də tofəl (L312p Neerpelt),
lāi van də tafəl (L312p Neerpelt),
tafellade:
tōfəllōͅi̯ (L312p Neerpelt)
|
een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)]
III-2-1
|
27367 |
laden |
laden:
lǭǝ.i̯ǝn (L312p Neerpelt)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
27854 |
lading |
vracht:
vrā.xt (L312p Neerpelt)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
18304 |
lage herenschoen, molière |
lage schoen:
liXsXuən (L312p Neerpelt)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|