33769 |
manenstrang |
manenstrang:
mǭnǝstrōŋk (L312p Neerpelt)
|
Gewelfde bovenkant van een paardenek waar de manen ingeplant zijn. Zie afbeelding 2.14. [N 8, 21 en 25]
I-9
|
34051 |
mannelijk kalf |
looienkalf:
lōi̯ǝ[kalf] (L312p Neerpelt),
looitje:
loi̯kǝ (L312p Neerpelt),
stierenkalf:
stīrǝ[kalf] (L312p Neerpelt)
|
[N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.]
I-11
|
34052 |
mannelijk kalf dat van tanden begint te wisselen |
stier:
stīr (L312p Neerpelt)
|
Algemeen kan men zeggen dat het hier gaat om een kalf van ongeveer één jaar oud. [N 3A, 16; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
34393 |
mannelijk schaap |
bok:
bok (L312p Neerpelt),
bǫk (L312p Neerpelt),
schapenbok:
sxapǝbok (L312p Neerpelt)
|
Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.]
I-12
|
21918 |
mannelijke duif |
kopper:
kopper (L312p Neerpelt),
køpər (L312p Neerpelt),
køͅpər (L312p Neerpelt)
|
Doffer. [Goossens 1b (1960)] || Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)]
III-3-2
|
24204 |
mannelijke eend |
haan:
hǫǝn (L312p Neerpelt),
hǭǝn (L312p Neerpelt),
wender:
wendǝr (L312p Neerpelt),
weͅndər (L312p Neerpelt),
węndǝr (L312p Neerpelt),
wiender:
winder (L312p Neerpelt)
|
[GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]woerd, mannetjeseend [ZND 01 (1922)]
I-12, III-4-1
|
24206 |
mannelijke gans |
haan:
hōǝn (L312p Neerpelt)
|
[A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34446 |
mannelijke geit |
bok:
bok (L312p Neerpelt),
buk (L312p Neerpelt),
bōk (L312p Neerpelt),
bokje:
bøkskǝn (L312p Neerpelt),
geitenbok:
gęi̯tǝbok (L312p Neerpelt)
|
[N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
19960 |
mannelijke hond, reu |
mannetje:
mɛnəkə (L312p Neerpelt)
|
reu [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
19822 |
mannelijke kat, kater |
kater:
koater (L312p Neerpelt),
kōͅə.tər (L312p Neerpelt)
|
kater [Goossens 1b (1960)] || mannelijke kat [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|