e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meidoorn heg: zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd  heg (Neerpelt), hèg (Neerpelt) haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)] III-4-3
meikever eikenmulder: eikemulder (Neerpelt), ēͅjkəmøldər (Neerpelt), ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;  ɛikəməldər (Neerpelt) meikever [ZND 01 (1922)], [ZND B2 (1940sq)] III-4-2
meineed valse eed: valsen ieed (Neerpelt) een valse eed, meineed [N 96D (1989)] III-3-1
meisje maagdje: megtje (Neerpelt), meisje: meske (Neerpelt) meisje [ZND 11 (1925)] III-2-2
meisjesmuts met afhangende strook kapmuts: kapmuts (Neerpelt) meisjesmuts die nauw om het hoofd sluit en met een strook afhangt tot op de schouders [kaaper, kappelin, kapmöts] [N 25 (1964)] III-1-3
meisjespantalon met kanten pijpen vrouwluiboks: vrölieboks (Neerpelt) meisjespantalon (vero) met kanten pijpen die tot onder de knieën reiken [N 25 (1964)] III-1-3
melden (kaartterm) bekennen: e tussen e en i  bekennen (Neerpelt), melderen: kaartspel  meldere (Neerpelt) Melden. (in welke betekenis wordt dat woord gebruikt? Geef de uitdrukking waarin het voorkomt, b.v. bij het kaartspelen, enz.). [ZND 38 (1942)] III-3-2
melganzevoet meel: mīęl (Neerpelt) Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.] I-5
melk melk: męlk (Neerpelt), męlǝk (Neerpelt), mɛ.lǝk (Neerpelt), mɛlk (Neerpelt), mɛlǝk (Neerpelt), romen: ruǝmǝn (Neerpelt) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melk van het paard biestmelk: bistmęlǝk (Neerpelt) De biest- of paardsmelk bevat ingrediënten die het veulen tegen verscheidene ziekten weerstand geven en die er bovendien voor zorgen dat het darmpek, de taaie, donkere substantie die zich in de darmen van het pasgeboren veulen bevindt (zie het lemma ''de eerste uitwerpselen van het veulen'' (5.7)), verwijderd wordt.' [N 8, 32.6 en 57] I-9