24582 |
meidoorn |
heg:
zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
heg (L312p Neerpelt),
hèg (L312p Neerpelt)
|
haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
eikenmulder:
eikemulder (L312p Neerpelt),
ēͅjkəmøldər (L312p Neerpelt),
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
ɛikəməldər (L312p Neerpelt)
|
meikever [ZND 01 (1922)], [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
21699 |
meineed |
valse eed:
valsen ieed (L312p Neerpelt)
|
een valse eed, meineed [N 96D (1989)]
III-3-1
|
20309 |
meisje |
maagdje:
megtje (L312p Neerpelt),
meisje:
meske (L312p Neerpelt)
|
meisje [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
18622 |
meisjesmuts met afhangende strook |
kapmuts:
kapmuts (L312p Neerpelt)
|
meisjesmuts die nauw om het hoofd sluit en met een strook afhangt tot op de schouders [kaaper, kappelin, kapmöts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18637 |
meisjespantalon met kanten pijpen |
vrouwluiboks:
vrölieboks (L312p Neerpelt)
|
meisjespantalon (vero) met kanten pijpen die tot onder de knieën reiken [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22800 |
melden (kaartterm) |
bekennen:
e tussen e en i
bekennen (L312p Neerpelt),
melderen:
kaartspel
meldere (L312p Neerpelt)
|
Melden. (in welke betekenis wordt dat woord gebruikt? Geef de uitdrukking waarin het voorkomt, b.v. bij het kaartspelen, enz.). [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
33294 |
melganzevoet |
meel:
mīęl (L312p Neerpelt)
|
Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.]
I-5
|
34237 |
melk |
melk:
męlk (L312p Neerpelt),
męlǝk (L312p Neerpelt),
mɛ.lǝk (L312p Neerpelt),
mɛlk (L312p Neerpelt),
mɛlǝk (L312p Neerpelt),
romen:
ruǝmǝn (L312p Neerpelt)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
33882 |
melk van het paard |
biestmelk:
bistmęlǝk (L312p Neerpelt)
|
De biest- of paardsmelk bevat ingrediënten die het veulen tegen verscheidene ziekten weerstand geven en die er bovendien voor zorgen dat het darmpek, de taaie, donkere substantie die zich in de darmen van het pasgeboren veulen bevindt (zie het lemma ''de eerste uitwerpselen van het veulen'' (5.7)), verwijderd wordt.' [N 8, 32.6 en 57]
I-9
|