25625 |
met afgebarsten korst, gezegd van brood |
opgebakken brood:
opgebakken brood (L312p Neerpelt)
|
De oorspronkelijke vraagstelling in N 29, 70 luidde: "Hoe noemt u brood dat tussen korst en kruin is afgebarsten?" Het feit dat ''kruin kruim'' had moeten zijn, heeft de beantwoording niet noemenswaardig be√Ønvloed. Het lemma valt uiteen in verschilllende grammaticale categorieën.' [N 29, 70; N 29, 69a; monogr.]
II-1
|
33878 |
met de benen zwaaien en bewegen tijdens het werpen |
(ze heeft) arbeid:
ɛrǝbet (L312p Neerpelt)
|
[N 8, 53]
I-9
|
17868 |
met de linkerhand |
met de linkse hand:
mei de linksche hand (L312p Neerpelt),
nè zijn linksche hand (L312p Neerpelt)
|
met de linkerhand [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
33863 |
met de poten dicht bijeen staan |
(te) eng staan:
ęŋ stǭǝn (L312p Neerpelt)
|
[N 8, 78a en 78b]
I-9
|
33862 |
met de poten te ver uit elkaar staan |
(te) hol staan:
hōǝl stǭǝn (L312p Neerpelt),
(te) wijd staan:
wīt stǭǝn (L312p Neerpelt)
|
[N 8, 78b]
I-9
|
33176 |
met de schop poten, kuiltjes maken |
spaden:
spǭi̯ǝ (L312p Neerpelt)
|
Het poten met de hand, in tegenstelling tot het poten met de ploeg, bestaat eigenlijk uit drie handelingen: (a) het graven van een kuiltje met de schop ofwel het steken van een gat in de grond met de kruk; (b) het gooien van een pootaardappel in dat kuiltje; en (c) het weer dichtmaken van het gat. In de vragenlijst zijn de handelingen (a) en (b) apart afgevraagd; maar soms hebben de zegslieden toch met één algemene term geantwoord. Deze algemene termen voor poten staan achter in het lemma bijeen; voor de fonetische documentatie daarvan zij verwezen naar het lemma Poten. [N 12, 14 en 15; monogr.]
I-5
|
33855 |
met de voorpoten harkend over de grond krabben |
klauwen:
klǭu̯ǝn (L312p Neerpelt),
scharren:
sxɛrǝn (L312p Neerpelt)
|
Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74]
I-9
|
33999 |
met de zweep slaan of geluid geven |
klatsen:
kla.tsǝn (L312p Neerpelt),
zwepen:
zwiǝpǝn (L312p Neerpelt)
|
Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.]
I-10
|
22641 |
met een drijftol spelen |
tolleren:
/
tolleren (L312p Neerpelt)
|
/ [SND (2006)]
III-3-2
|
17946 |
met grote stappen lopen |
hennenklossen:
henəkloͅsə (L312p Neerpelt),
klossen:
kloͅsə (L312p Neerpelt)
|
stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|