18795 |
minderen |
afhalen:
afhoalen (L312p Neerpelt),
minderen:
minderen (L312p Neerpelt)
|
Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
20406 |
minderjarig |
geen eenentwintig jaar:
znd 31, 23a
gin ieënentwintig joër (L312p Neerpelt),
minderjarig:
znd 31, 23a
minderjaarig (L312p Neerpelt)
|
minderjarig [ZND 31 (1939)]
III-2-2
|
23917 |
mirakel |
mirakel (<fr.):
miraakel (L312p Neerpelt)
|
Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23304 |
mis |
mis:
meͅs (L312p Neerpelt)
|
De Eucharistieviering, de H. Mis [de mis, de mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23523 |
mis met drie heren |
mis met drie heren:
mes met drei hiejeren (L312p Neerpelt)
|
Een plechtige H. Mis waarin een celebrant, een dialen en een subdiaken voorgaan [drieherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23524 |
mis met vier heren |
mis met vier heren:
mes met vier hiejeren (L312p Neerpelt)
|
Een plechtige H. Mis waarin naast de genoemde drie, ook nog - gehuld in koorkap - een presbyter assistens voorgaat [vierherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23517 |
mis uit dankbaarheid |
intentiemis:
intensiemes (L312p Neerpelt)
|
Een H. Mis uit dankbaarheid, tot zekere intentie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23509 |
mis voor een overledene |
mis voor de doden:
vur de doeien (L312p Neerpelt)
|
Een mis voor een overledene [zielmis, zielemis, zieledienst, dodenmis, zwarte mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23548 |
misboek op het altaar |
misboek:
mesboek (L312p Neerpelt)
|
Het grote misboek, missaal dat op een lezenaar op het altaar staat [misboek, mèsbook, mèsbóch?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23271 |
misdienaar |
misdienaar:
mesdiener (L312p Neerpelt),
ənə meͅsdinər (L312p Neerpelt)
|
Een koorknaap (misdienaar). [ZND B1 (1940sq)] || Een koorknaap, misdienaar, misdiener [koeërjóng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|