e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
misdienaarstoga misdienaartoog (<lat.): mesdienertoog (Neerpelt) De rode of de zwarte toog van een misdienaar. [N 96B (1989)] III-3-3
misintentie intentie: intensie (Neerpelt) Een misintentie. [N 96B (1989)] III-3-3
miskleren miskleren: meskliejer (Neerpelt) De misgewaden, miskleren [miskleer, mèskleijer, getuug?]. [N 96B (1989)] III-3-3
mismaakt mismaakt: mismakt (Neerpelt), misvormd: misvormd (Neerpelt) het kind is mismaakt [ZND 31 (1939)] III-1-2
missaal missaal: meseͅl (Neerpelt) Een kerkboek waarin de misgebeden zijn opgenomen [misboek, mèsbook, mèssebook, missaal?]. [N 96B (1989)] III-3-3
missie missie (<fr.): missie (Neerpelt) Een meerdaagse reeks preken, gebedsoefeningen e.d. die eens in de 10 jaar in de parochie werd gehouden ter heropwekking en verdieping van het geloof en ter bekering van zondaars [missie, volksmissie?]. [N 96B (1989)] III-3-3
missiekruis missiekruis: misisekruus (Neerpelt) Een groot kruisbeeld ter herinnering aan een in de parochie gepreekte missie [missiekruis?]. [N 96B (1989)] III-3-3
mist, nevel (alg.) dauw: dauw (Neerpelt), douw (Neerpelt), dikke moek: een dikke mok (Neerpelt, ... ), mist: mist (Neerpelt, ... ), algemeen gebruik  mest (Neerpelt, ... ), moek: mok (Neerpelt), dikke mist  mok (Neerpelt, ... ), mok (m.)  mok (Neerpelt), nevel: nevel (Neerpelt) mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)] || mist, nevel [ZND 39 (1942)] III-4-4
misweek misweek: misweek (Neerpelt) Een misweek. [N 96B (1989)] III-3-3
miswijn miswijn: meswiejn (Neerpelt) De miswijn [mèswien?]. [N 96B (1989)] III-3-3