30857 |
nijptang |
trektang:
trẽ̜ktaŋ (L312p Neerpelt)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.]
II-11
|
20752 |
niknak |
niknakje:
Syst. Frings
neknɛkskə (L312p Neerpelt)
|
Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21401 |
niks waard |
niks waard:
niks wèrd (L312p Neerpelt)
|
Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
25560 |
nog niet uitgerezen deeg |
onrijp(e) deeg:
onrīp dējǝx (L312p Neerpelt)
|
[N 29, 26a; monogr.]
II-1
|
30213 |
nok |
vorst:
vǭrst (L312p Neerpelt)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
matras:
matras (L312p Neerpelt),
mətrəs (L312p Neerpelt),
matras op de grond:
matras op de grond (L312p Neerpelt),
paillasse (fr.):
pəjas (L312p Neerpelt),
paljas:
paljas (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
paljas par terre:
paljas par tèèr (L312p Neerpelt)
|
noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)]
III-2-1
|
23458 |
noodklok |
noodklok:
noewedklok (L312p Neerpelt)
|
De noodklok, brandklok, alarmklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21651 |
notariskosten |
schrijfgeld:
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.
ət ⁄sxrifgēͅlt (L312p Neerpelt)
|
gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23670 |
noveen |
noveen (<lat.):
noveen (L312p Neerpelt)
|
Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18334 |
nylonkous |
nylonkous:
nylonkousen (L312p Neerpelt)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|