e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
puthaak gard: gēͅrt (Neerpelt, ... ), putgard: pøtgērt (Neerpelt, ... ) [N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)] I-7
putzwengel putzwik: pøtzwek (Neerpelt), zwik: zwek (Neerpelt, ... ) [N 12 (1961)] I-7
pyjama pyjama {pijama}: pijama (Neerpelt) pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)] III-1-3
quatertemperdag quatertemper (<lat.): kwattertemper (Neerpelt) De R.K. vastendag op de eerste woensdag, vrijdag en zaterdag van elk jaargetijde, quatertemperdag. [N 96C (1989)] III-3-3
raadsel(tje) raadsel(tje): ratzel (Neerpelt), razzel (Neerpelt), ə rətsəlkə (Neerpelt) Een raadsel. [ZND B1 (1940sq)] || Raadsel. [Willems (1885)] III-3-2
raaf raaf: raaf (Neerpelt) raaf [Willems (1885)] III-4-1
raam venster: vɛnstǝr (Neerpelt) Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-9
raam van de landrol raam: rǭm (Neerpelt) Het door twee lange en twee korte balkjes gevormde raam waarin of waaronder de rol of cylinder kan draaien. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 2c; JG 1b add.; N 11A, 184b + c + 185b; monogr.] I-2
raampje in een poort kijkgat: kīk˲gǭǝt (Neerpelt), kijkkot: kīkkoǝt (Neerpelt), kijkvenster: kīk˲vęnstǝr (Neerpelt) Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b] I-6
raamwerk gebont: gǝbont (Neerpelt) Het gehele timmergeraamte van verticale en horizontale balken. [N 4A, 52f; N 31, 45b; monogr.; N 4A, 52e] II-9