e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

Gevonden: 4325

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanbrengen van gaatjes in het deegbrood steken: stɛ̄kǝ (Neerpelt) Met behulp van een vork, een plank met spijkers of ijzeren tanden, een houtje, een spijker of simpelweg een vinger worden gaatjes in het deegbrood aangebracht. [N 29, 42; N 29, 30b; monogr.] II-1
aangeven aangeven: ǭwngɛ̄vn (Neerpelt) Aangeven van het gewicht van een te slachten rund bij de belastingdienst. [N 28, 1] II-1
aanhoudend bepoetelen handvollen: hamfələ (Neerpelt) aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)] III-1-2
aanhoudend klagen immertoe klagen: amər tu wiə klagən (Neerpelt) aanhoudend klagen [ZND B2 (1940sq)] III-1-4
aanhoudend regenen aanhoudend regenen: aanhawent règenen  onhāwənt rēͅxənən (Neerpelt) voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)] III-4-4
aanlopen aanloop (zn.): aanloewep (Neerpelt), een aanloop pakken: nen aonloep pakken (Neerpelt) Om ver te kunnen springen, begint een jongen eerst te lopen; hoe zegt men in uw dialect: "De jongen moet ..."? [ZND 37 (1941)] III-3-2
aanmelken voormelken: vø̄rmɛ̄lǝkǝ (Neerpelt) Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61] I-11
aanmeten (de) maat pakken: (de) maat pakken (Neerpelt), meten: mɛ̄tǝ (Neerpelt) Het nemen van de voor een kledingstuk vereiste maten. Bij de heren neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte van het kledingstuk, (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, bovenwijdte, taillewijdte, zitwijdte, armsgatdiepte, verhoudingsmaat, schouderhoogte, korte schouderhoogte, avancement, buikvoorsprong, lendebreedte; opening, lengte en zijlengte van het vest; knielengte, zijlengte, tussenbeenlengste, bandwijdte, zitwijdte, kniewijdte en voetwijdte van de broek (Papenhuyzen II, pag. 5 e.v.). Bij de dames neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, eerste bovenwijdte, tweede bovenwijdte, taillewijdte, heupwijdte, armsgatdiepte, bustehoogte, verhoudingsmaat, voorlengte tot de rughoogtelijn, voorlengte tot de taillelijn, schouderhoogte, avancement, achterlengte, zijlengte, voorlengte, taillewijdte, heupwijdte en onderwijdte van de rok (Papenhuyzen I, pag. 6 e.v.). Zie voor het aanmeten o.a. afb. 23. [N 59, 43; N 62, 2a] II-7
aanranden aanvallen: oanvallen (Neerpelt), overvallen: overvallen (Neerpelt) aanranden [ZND 32 (1939)] III-3-1
aanstaan aanstaan: De zal hem aonstaon (Neerpelt) Dat zal hem gaden (bevallen, aanstaan). [ZND 35 (1941)] III-1-4