22384 |
speelkaart |
kaart:
kaart (L312p Neerpelt)
|
Kaart. [Willems (1885)]
III-3-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dē.m (L312p Neerpelt),
dēm (L312p Neerpelt),
dɛm (L312p Neerpelt)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛ.k (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
spɛk (L312p Neerpelt)
|
spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
25457 |
spekhaak |
spekhaak:
spɛkhowǝk (L312p Neerpelt),
spɛkhǫǝk (L312p Neerpelt)
|
De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.]
II-1
|
20702 |
spekpannenkoek |
spekkoek:
spekkoek (L312p Neerpelt),
spɛkkuk (L312p Neerpelt),
koek met een stuk spek in gebraden
spɛkkuk (L312p Neerpelt),
koek met stuk spek in
spɛkkuk (L312p Neerpelt),
Syst. Frings
spɛkkuk (L312p Neerpelt),
vooral boekweit met spek
spekkoek (L312p Neerpelt)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)] || Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
speul (L312p Neerpelt)
|
Spel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
speld:
speͅl (L312p Neerpelt),
spelde:
spęl (L312p Neerpelt),
spɛl (L312p Neerpelt)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] || speld [ZND B1 (1940sq)]
II-7, III-1-3
|
28884 |
speldenkussen |
speldenkussen:
spɛlǝkøsǝ (L312p Neerpelt),
spɛlǝkøsǝn (L312p Neerpelt)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
speulen (L312p Neerpelt)
|
Spelen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
spēnǝn (L312p Neerpelt)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|