e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stilstaan hou: hǫu̯ (Neerpelt) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinkende gouwe wratskruid: vratskrūt (Neerpelt), wrattenkruid: wrattekroed (Neerpelt), wrattekrôêd (Neerpelt) schelkruid [ZND 06 (1924)] III-4-3
stoep stoep: stup (Neerpelt, ... ) stoep (niet aan de straat) [ZND B1 (1940sq)] || stoep (voor het huis, langs de straat) [ZND B1 (1940sq)] III-3-1
stof stof: stǫf (Neerpelt) Benamingen voor stof in het algemeen. [N 62, 71a; MW] II-7
stofblik blik: blik (Neerpelt) stofblik [ZND 21 (1936)] III-2-1
stofdoek stofvod: stōf˃voͅt (Neerpelt), stoͅf˃voͅt (Neerpelt) een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)] III-2-1
stoffen pantoffel slof: slofə (Neerpelt) sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)] III-1-3
stok of twijg om een kind te straffen wis: znd 23, 60c;  wis (Neerpelt, ... ), wisje: znd 23, 60c;  wisekke (Neerpelt), zweep: znd 23, 60c;  zweep (Neerpelt), zwîep (Neerpelt) stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)] III-2-2
stola stola (lat.): stola (Neerpelt), stool (<lat.): stool (Neerpelt) De stola, de stool. [N 96B (1989)] || stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)] III-1-3, III-3-3
stolp over een heiligenbeeld stolp: stullep (Neerpelt) Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)] III-3-3