e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
t-vormige hoeve warshuis: wɛ̄rshūs (Neerpelt) Stal en schuren liggen achter elkaar; het woongedeelte staat hier dwars op en steekt aan beide zijden uit. Enkele opgaven komen overeen met de algemene benaming voor de boerderij; ter plekke is dan de T-vormige bouw de algemeen gebruikelijke. Voor de fonetische documentatie van deze gevallen, die aan het begin van het lemma bijeen staan, wordt verwezen naar het lemma "boederij, algemeen" (1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 4. [N 4A, 2b; monogr.] I-6
taai stuk vlees taai: tɛi̯ vliəs (Neerpelt) taai vlees [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
taai-taai couque de dinant (fr.): koek van dinand  kuk də dinō (Neerpelt) taai-taai [N 29 (1967)] III-2-3
taai-taaiplank speculatieplank: spēkylǭsīplaŋk (Neerpelt) Plank die bij de taai-taaibereiding wordt gebruikt. Ten aanzien van de woordtypen die samengesteld zijn met peperkoek(s) zij opgemerkt dat het mogelijk is dat in de plaatsen waarvoor die opgaven gelden, de begrippen "peperkoek" en "taai-taai" samenvallen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''taai-taaideeg''. Wat betreft de woordtypen "speculaasvorm" en "speculatieplank" vermelden beide informanten dat het hier om een plank gaat die ook voor speculaasbereiding wordt gebruikt. [N 29, 91; monogr.] II-1
taaie pannenkoek leren thijs: Syst. Frings  lɛ̄rətest (Neerpelt) Taaie pannekoek, zonder gist gebakken (leere ties, leere maria?) [N 16 (1962)] III-2-3
taart gteau (fr.): Syst. Frings  gatō (Neerpelt) Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)] III-2-3
tabernakel tabernakel (<lat.): tabernakel (Neerpelt) Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)] III-3-3
tafel tafel: tofəl (Neerpelt), tōͅfəl (Neerpelt, ... ), toͅfəl (Neerpelt, ... ) de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] || tafel [ZND 49 (1958)] III-2-1
tafelpoot tafelpoot: tōͅfəlpōt (Neerpelt) tafelpoot [DC 49 (1974)] III-2-1
tak op ingezaaid land vreewis: vręi̯wes (Neerpelt) De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.] I-4