e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tricot gebreid: gebreid (Neerpelt), tricot: tricot (Neerpelt) Machinaal gebreide stof voor kousen, onderbroeken, borstrokken, lijfjes enz. gebruikt (Van Dale, pag. 2986). [N 62, 88; N 62, 75c; MW] II-7
triduüm tridum (<lat.): triduum (Neerpelt) Een driedaagse godsvruchtoefening, triduüm . [N 96B (1989)] III-3-3
troef troef: in troef (Neerpelt), troef (Neerpelt, ... ), troèf (Neerpelt) Troef. [Willems (1885)] || Troef: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)] III-3-2
trom trom: troͅm (Neerpelt) Trommel. [ZND B2 (1940sq)] III-3-2
trommel trom: in trom (Neerpelt) Trommel. [Willems (1885)] III-3-2
trommeltje trommetje: trömkə (Neerpelt) trommeltje [RND] III-3-2
trommelzucht op barsten staan: (de koe) styt ǫp bɛrstǝ (Neerpelt), op het barsten staan: (de koe) stet ǫp ǝt bǫrstǝn (Neerpelt), opgelopen (volt. deelw.): ǫpgǝlui̯pǝn (Neerpelt), opgesteven (volt. deelw.): ǫpgǝstšvǝ (Neerpelt), opstijven: ǫpstīvǝ (Neerpelt), opstijving: o.pstiveŋ (Neerpelt) Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.] I-11
tros vruchten met een tros: meut en tros (Neerpelt) tros [ZND 32 (1939)] I-7
trossen flossen: flǫsǝn (Neerpelt) Gekleurde kwasten boven op het haam. [N 13, 13] I-10
trots groots: gruts (Neerpelt) groots [ZND 24 (1937)] III-1-4