e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaars maaltje: mø̜lǝkǝ (Neerpelt), vaars: vērs (Neerpelt), vɛ̄rs (Neerpelt) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vademen door het oog van de/een naald(e) steken: door het oog van de/een naald(e) steken (Neerpelt), in de naald(e) steken: in de naald(e) steken (Neerpelt), in de/een naald(e) doen: in de/een naald(e) doen (Neerpelt), invamen: iǝnvēmǝn (Neerpelt), ēnvø̄mǝn (Neerpelt) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader vader: voader (Neerpelt) vader; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
vagevuur vagevuur: vaagevuur (Neerpelt) Het vagevuur [vèègvuur, veëjevuur]. [N 96D (1989)] III-3-3
vagina, geslachtsorgaan van de merrie vazel: vǭzǝl (Neerpelt), vǭǝ.zǝl (Neerpelt) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
valhoedje valhoedje: valhuke (Neerpelt) hoedje, beschuttend ~ voor kinderen die pas lopen [N 25 (1964)] III-1-3
vallen vallen: vallen (Neerpelt, ... ), [~an]  vallen (Neerpelt) vallen [ZND 46 (1946)], [ZND m] III-1-2
vals spelen foetelen: futələn (Neerpelt), België en Nederland.  futələ (Neerpelt) Bedriegen bij het spel (vals spelen). [ZND B1 (1940sq)] || Vals spelen. III-3-2
valse plooi fronsel: frōnsǝl (Neerpelt), valse plooi: valsǝ plūj (Neerpelt) Valse plooi of vouw, die er niet hoort. [N 62, 48; MW] II-7
van de duivel bezeten van de duivel bezeten: van den duuvel bezèeten (Neerpelt) Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)] III-3-3