e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weg weg: jang hit nen dikke kluppel op de weeg zien liggen (Neerpelt), we.x (Neerpelt) Jan heeft een dikke stok op de weg zien liggen [ZND 46 (1946)] || weg [RND] III-3-1
weg over het erf hofpaadje: hǭfpęjkǝ (Neerpelt), hofpad: hǭfpǭt (Neerpelt), pad: pǭǝt (Neerpelt) Een weg over het boerenerf, langs of tussen de gebouwen door. Deze weg ontbreekt bij gesloten boerderijen. [N 5A, 75b; N 5, 111] I-8
wei wei: wē̜i̯ (Neerpelt), węi̯ (Neerpelt, ... ) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
welig, gelp goed: guu̯t (Neerpelt) Opgaven voor de uitdrukking "de tarwe groeit welig, staat gelp". Derf betekent eigenlijk "ongaar, onrijp". [L 35, 61; monogr.] I-4
welkom welkom: wə warən ər weͅləkum (Neerpelt) Ze hebben ons gul (hartelijk, vriendelijk, enz) ontvangen. [ZND 24 (1937)] III-3-1
wenkbrauw wenkbrauw: wenkbrauwen (Neerpelt), winkbrouwen (Neerpelt) dikke wenkbrauwen (haarbogen op het voorhoofd) [ZND 34 (1940)] III-1-1
wentelploeg dobbele ploeg: dǫbǝl [ploeg] (Neerpelt), wendelploeg: wę.ndǝl[ploeg] (Neerpelt), wentelploeg: wę.ntǝl[ploeg] (Neerpelt) Een wentelploeg is een karploeg met tenminste twee ploeglichamen, die - boven elkaar aan de ploegboom bevestigd - elkaars spiegelbeeld vormen en bij het keren samen met de ploegboom 180¬∞ worden gedraaid. Aan de boom van zulk een ploeg zitten gewoonlijk ook twee kouters en twee voorscharen. Vroeger kon de wentelploeg ook een voet- of radploeg zijn. Omdat de ploegboom van een dergelijke ploeg niet in zijn geheel gedraaid kon worden, was het dubbele ploeglichaam draaibaar bevestigd aan het achterstuk van de ploegboom. Dit type wentelploeg heet achterwentelaar of staartwentelaar. Een voet- of radploeg met een ploeglichaam dat onder de ploegboom door gewenteld kan worden, wordt wel onderwentelaar genoemd. [JG 1b + 1b; JG 2a-1, 6 ; JG 2b-4, 1; N 11, 30; N 11A, 71 + 72 + 73; N J, 10 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; monogr.] I-1
wentelteefje gewonnen brood: Syst. Frings  gəwoͅnə bruu̯ət (Neerpelt) Wentelteefjes (fleweene brood, fluweele brood, verdwene brood, verwèène brood?) [N 16 (1962)] III-2-3
wereldgeestelijke wereldlijke, een ~: wèreldliken (Neerpelt) Een wereldgeestelijke, priester van een bisdom. [N 96D (1989)] III-3-3
werk (zn.) werk: wêrk (Neerpelt), wɛrk (Neerpelt, ... ) Eerst uw werk afmaken! [ZND 23 (1937)] III-3-1