25174 |
wisselvallig weer |
t weer staat te luimen]:
t stit dao te hawen
ət stet dø tə hawən (L312p Neerpelt),
t wit nie wa t welt
ət wet ni wə ət welt (L312p Neerpelt)
|
niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18290 |
wit halsboordje |
col (fr.):
’n col (L312p Neerpelt),
witte col (fr.):
inne witte kol (L312p Neerpelt)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
stɛ̄r (L312p Neerpelt)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (L312p Neerpelt)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
witten donderich (L312p Neerpelt),
witten dondrig (L312p Neerpelt)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)] || Een dag van aanbidding van het Allerheiligste in de loop van het jaar, per parochie verschillend [biddag, bèèjdaag?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
platte kaas:
Syst. Frings
platə kɛ̄s (L312p Neerpelt),
smeerkaas:
Syst. Frings
smērkɛ̄s (L312p Neerpelt)
|
Het dikke van geschifte karnemelk (hotsel?) [N 16 (1962)] || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
krulmuts:
krolmuts (L312p Neerpelt)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklaver:
stiǝn[klaver] (L312p Neerpelt),
witte klaver:
wetǝ [klaver] (L312p Neerpelt)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
witte kool:
wetə kyəl (L312p Neerpelt)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwikstart (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
kwikstert (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
kwikstaartje:
kwekstɛrtjə (L312p Neerpelt),
kwekstɛ̄rtjə (L312p Neerpelt),
kwikstert(je) (L312p Neerpelt),
kwikstertje (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt)
|
kwikstaart [N P (1966)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart (witte) || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)]
III-4-1
|