e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wisselvallig weer t weer staat te luimen]: t stit dao te hawen  ət stet dø tə hawən (Neerpelt), t wit nie wa t welt  ət wet ni wə ət welt (Neerpelt) niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] III-4-4
wit halsboordje col (fr.): ’n col (Neerpelt), witte col (fr.): inne witte kol (Neerpelt) wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)] III-1-3
wit stervormig vlekje op het voorhoofd ster: stɛ̄r (Neerpelt) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wet (Neerpelt) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte donderdag witte donderdag: witten donderich (Neerpelt), witten dondrig (Neerpelt) De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)] || Een dag van aanbidding van het Allerheiligste in de loop van het jaar, per parochie verschillend [biddag, bèèjdaag?]. [N 96B (1989)] III-3-3
witte kaas, wrongel platte kaas: Syst. Frings  platə kɛ̄s (Neerpelt), smeerkaas: Syst. Frings  smērkɛ̄s (Neerpelt) Het dikke van geschifte karnemelk (hotsel?) [N 16 (1962)] || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen krulmuts: krolmuts (Neerpelt) muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte klaver, steenklaver steenklaver: stiǝn[klaver] (Neerpelt), witte klaver: wetǝ [klaver] (Neerpelt) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
witte kool witte kool: wetə kyəl (Neerpelt) [Goossens 1b (1960)] I-7
witte kwikstaart kwikstaart: kwikstart (Neerpelt, ... ), kwikstert (Neerpelt, ... ), kwikstaartje: kwekstɛrtjə (Neerpelt), kwekstɛ̄rtjə (Neerpelt), kwikstert(je) (Neerpelt), kwikstertje (Neerpelt, ... ) kwikstaart [N P (1966)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart (witte) || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)] III-4-1