18614 |
wollen muts (kinderen) |
pots:
poets (L312p Neerpelt)
|
muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18132 |
wonde |
wonde:
di won zɛl kwɛlə (L312p Neerpelt),
di won zɛl zwərə (L312p Neerpelt),
die won zal etteren (L312p Neerpelt),
won (L312p Neerpelt),
wonde (L312p Neerpelt),
wont (L312p Neerpelt)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] || wonde [ZND 45 (1946)]
III-1-2
|
23919 |
wonderdoener |
mirakelman:
mirakelmaan (L312p Neerpelt)
|
Een wonderdoener. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23918 |
wonderen doen |
mirakels doen:
miraakels doean (L312p Neerpelt)
|
Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34202 |
wormbulten |
angelbeten:
aŋǝlbitǝn (L312p Neerpelt),
(enk)
aŋǝlbēt (L312p Neerpelt)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
25450 |
worst maken |
worst stoppen:
wǫǝrst stopǝ (L312p Neerpelt),
worst(en) maken:
wowǝrst mākǝn (L312p Neerpelt)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
worstelen (L312p Neerpelt)
|
Worstelen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
20709 |
worstenbroodje |
worstenbroodje:
Syst. Frings
woͅrstəbrōtjə (L312p Neerpelt)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25451 |
worstvlees en -vet kleinmaken |
kleinkappen:
klē̜n kāpǝ (L312p Neerpelt),
malen:
mowǝlǝn (L312p Neerpelt),
mǭǝlǝ (L312p Neerpelt)
|
Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
II-1
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (L312p Neerpelt)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|