e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

Gevonden: 4325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boosaardig paard kreng: kręŋ (Neerpelt) Onbetrouwbare paard dat onverwachts slaat en bijt. Gewoonlijk legt het daarbij de oren in de nek en laat het wit van zijn ogen zien. [JG 1a; N 8, 62o] I-9
boot(je) boot(je): botje (Neerpelt, ... ), ə bŏtjə (Neerpelt), schuit(je): schuitje (Neerpelt) een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)], [ZND B1 (1940sq)] III-3-1
bord telloor: təly(3)̄r (Neerpelt), təlyər (Neerpelt) bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] || bord (bij het eten) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
borduurnaald borduurnaald: bǫrdȳrnǭlt (Neerpelt) Een grote naald met zeer groot oog om mee te borduren. Men kent fijne en dikke borduurnaalden. Fijne borduurnaalden zijn middellange naalden met een scherpe punt die worden gebruikt voor het werken met borduurzijde. Dikke borduurnaalden zijn zwaarder en worden gebruikt voor het borduren van wol (Het Beste Naaiboek, pag. 11). [N 62, 49c] II-7
borg blijven borg blijven: borg blijven (Neerpelt), börX : R gehouwd  börch blivən (Neerpelt), instaan voor: veur iemend instaan (Neerpelt), vor imət enstaan (Neerpelt) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] III-3-1
borrel wippertje: Gehoord: ook elders  wipperken (Neerpelt) borrelken III-2-3
borst borst: bǭrst (Neerpelt) Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9
borstelig haar pinnetjeshaar: penəkəshōͅr (Neerpelt) borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)] III-1-1
borstkas borst: eͅch hɛm ən kaw oͅp də borst (Neerpelt), ich həmən kaw op də borst (Neerpelt) Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-1
borstnet borstnet: bǭrstnęt (Neerpelt), borststuk: bǫrsstøk (Neerpelt) Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b] I-10