e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerrepen

Overzicht

Gevonden: 220

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bijten bijten: 1a-m  bèten (Neerrepen) bijten [ZND 21 (1936)] III-2-3
bleek bleek: hiè es zoo bleek (Neerrepen) hij is zo bleek [ZND 21 (1936)] III-1-2
bliksemen bliksemen: het bliksemt (Neerrepen, ... ) bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
bloedworst bloedpens: bloedpens (Neerrepen), bluutpeͅns (Neerrepen), pens: peͅns (Neerrepen), rode pens: rooipens (Neerrepen) bloedworst [Goossens 2c (1963)], [ZND 21 (1936)] III-2-3
blutsen blutsen: blètse (Neerrepen) De appels niet blutsen. [ZND 21 (1936)] III-1-2
bochel kroef: kroef (Neerrepen) Hij heeft een bochel. [ZND 21 (1936)] III-1-2
boekweithok rij: rɛi̯ (Neerrepen) Vaak worden er geen aparte hokken van boekweitschoven gemaakt, maar wordt elke schoof apart gestuikt; dergelijke stuiken plaatst men dan op rijen. Zie ook de toelichting bij de lemma''s ''boekweitschoof'' (4.6.5) en ''graanhok, stuik, mandel'' (4.6.14). [JG 2c, 2d; Goossens, 1963, krt. 39; monogr.] I-4
boerderij, algemeen boerderij: burdǝręi̯ (Neerrepen), winning: weneŋ (Neerrepen) Het gehele complex, alle opstallen te samen genomen. De oorspronkelijke betekenis van hof is "binnenhof, omheinde ruimte"; hier is sprake van ellips uit hofstede, "hoeve". Onder bedrijf is de specifieke betekenis van "boerenbedrijf" te verstaan; het algemene gedoen heeft ook diezelfde specifieke betekenis. De betekenis van labeur en labeuring is hier het gehele complex van het boerenbedrijf, vaak met de bijbetekenis van "waar zwaar werk wordt gedaan"; vergelijk de lemma''s "boeren" (1.1.8) en "werken op de boerderij" (1.3.10). Vele benamingen die voor de boerderij in het algemeen zijn opgegeven, zoals winning en hof, komen ook terug onder de specifieke boerderijnamen, zoals "eigen hoeve" en "pachthoeve". De geografische uitgebreidheden van deze termen verschillen van begrip tot begrip. Zie de betrokken lemmata van deze paragraaf. Staai is oorspronkelijk de benaming van een bepaalde boerderij bij het veer in Wanssum; de benaming correspondeert aan stade, een afleiding van staan. Bij schans wordt aangetekend: "hoeve met water rondom"; bij kraam: $$speciale betekenis$$ "boerderij". Munkhof correspondeert met monnikhof, te verstaan als "abdijhoeve". Kaart 1 is een verzamelkaart; ook de samenstellingen met hof,geleg, plaats en winning van het lemma "grote boerderij" (1.1.2) zijn erin ondergebracht. [A 10, 2a; A 11, 4; L 1, a-m; L 12, 1; L 22, 1; L 38, 20 en 22; S 4; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 95; L 37, 11a] I-6
boomgaard bogaard: bōgət (Neerrepen), fruitwei: freutwei (Neerrepen), frø̄t[wei} (Neerrepen) boomgaard [ZND 22 (1936)] I-7
boon, algemeen boon: bun (Neerrepen) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5