e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerrepen

Overzicht

Gevonden: 220

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borg blijven borg blijven: burg blève veur iemand (Neerrepen) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] III-3-1
borstkas borst: ich hep n kaa op te bos (Neerrepen) Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-1
borsttuig borsthaam: bǫshǭ.m (Neerrepen) Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51] I-10
bos bos: bøs (Neerrepen) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8
boter botter: botǝr (Neerrepen) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
boterkuip boterkuip: boi̯tǝrkǭp (Neerrepen) Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c] I-11
botteriken haletten: halętǝ (Neerrepen) Dit lemma geeft aanvullende informatie bij het lemma botterkken in wld I.3: "de ladderachtige constructie die voor en achter op de hoogkar wordt geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten". Dit lemma bevat alleen maar meervouden. [JG 2b] I-13
braadworst saucijs: sesies (Neerrepen) worst van rauw vlees [ZND 21 (1936)] III-2-3
braakland braak: broǝk (Neerrepen), vogelzang: vōgǝlzaŋk (Neerrepen) Stuk land of akker dat men √©√©n of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.] I-8
braden braden: vlees broeijen (Neerrepen), vleesch braden (Neerrepen) vlees braden en vlees bakken [ZND 22 (1936)] III-2-3