e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117p plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
smalen schamperen: sjampərə (Nieuwenhagen) op minachtende of geringschattende wijze spotten [schamper, amper, scherp, grimachtig] [N 85 (1981)] III-1-4
smalle weg, pad veldpaadje: vɛltpē̜tjǝ (Nieuwenhagen) Een smalle weg, een pad in het algemeen. In L 40, 25 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor ø̄een smalle weg, een padø̄ en in N M, 5 naar die voor ø̄een pad of een veeweg door een weiø̄. Omdat er in de antwoorden op beide vragen veel overlapping zat, zijn deze in √©√©n lemma ondergerbacht. Uiteraard duiden woorden als veeweg, weiweg, koegang e.a. specifiek op een weg door een wei. [N M 5; N P, 2; S 27; L 40, 25; R I, 3; A 25, 6 add.; L 19B, 6; monogr.] I-8
smeer smeer: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  sjmiēr (Nieuwenhagen), vet: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  vèt (Nieuwenhagen) het smeermiddel dat hoofdzakelijk uit vet bestaat en dat bedoeld is om voertuigen beter te laten lopen [smeer, ruut] [N 90 (1982)] III-3-1
smeerder smeerjong: šmīrjoŋ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), smerer: šmīrǝr (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]) Wagensmeerder. [N 95, 153] II-5
smeerlap smeerlap: šmīrlap (Nieuwenhagen), soldeerlap: sǫldērlap (Nieuwenhagen  [(varkensleer waarop kaarsenvet is aangebracht)]  ) Lap met talkvet waarmee men bij het maken van een soldeerknoop het nog zachte soldeersel bol en rond bijsmeert. In Q 121c werkte men niet met een smeerlap, maar met kaarsvet en papier bij het maken van een soldeerknoop. Volgens de invuller uit deze plaats werd de smeerlap wel in Belgiē gebruikt. [N 64, 29c] II-11
smeerpoes viezerik: vīēzərik (Nieuwenhagen), zwart varken: sjwàt vèrrəkə (Nieuwenhagen) iemand die er altijd vuil en onverzorgd uitziet [smeerpoes, vuillak, vetkees] [N 85 (1981)] III-1-4
smeken bidden: bééënə (Nieuwenhagen), smeken: sjmēēkə (Nieuwenhagen) nederig en dringend vragen [permitteren, pernegracie, spelen, bidden, smeken] [N 85 (1981)] III-3-1
smetlijn smetkoord: šmɛtkoat (Nieuwenhagen) Koord, met krijt of rood poeder besmeerd, waarmee de dak- en leidekker de plaats van de dakpannen, leien en de metalen platen op het beschot aftekent. [N 64, 159a; N 64, 141; div.] II-9
smetten afsmetten: āfšmɛtǝ (Nieuwenhagen) Door middel van de smetlijn een rechte lijn aftekenen. [N 64, 159c] II-9
smokkelen smokkelen: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  sjmŏĕkələ (Nieuwenhagen) verboden goederen, of goederen waarover rechten betaald moeten worden heimelijk over de grens brengen [lörzen, maroderen, smokkelen] [N 90 (1982)] III-3-1