31682 |
elleboog, bocht |
elleboog:
ɛlǝbōx (Q117p Nieuwenhagen)
|
Gebogen pijp, die dient om een leiding in een andere richting te voeren, meestal in een hoek van 90°, soms ook van 45°. [N 64, 120d; monogr.]
II-11
|
18829 |
ellende (lijden) |
elend:
īēëlènt (Q117p Nieuwenhagen),
elend haan:
īēëlènt hāān (Q117p Nieuwenhagen)
|
een rampzalige, zeer beklagenswaardige toestand [ellende, miserie] [N 85 (1981)] || ellende lijdend [katijvig, ellendig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17703 |
endeldarm |
aarsdarm:
der aschderm (Q117p Nieuwenhagen)
|
endeldarm [aarsdarm, enteldeerm, gatdarm, teenentoewt] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23263 |
engel |
engel:
inne ingel (Q117p Nieuwenhagen),
īngel (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een engel [ingel, èngel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23713 |
engel des heren |
engel des heren:
dr engel des here (Q117p Nieuwenhagen),
dr īngel des hēēre (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23898 |
engelbewaarder |
engelbewaarder:
īngelbewaarder (Q117p Nieuwenhagen),
schutzengel (du.):
inne sjutsingel (Q117p Nieuwenhagen),
sjŭtsīngel (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een beschermengel, bewaarengel, engelbewaarder, schutsengel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24062 |
engelenmis |
engelenmis:
ing ingelemès (Q117p Nieuwenhagen),
īngelemaes (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een Engelenmis, een lijkdienst voor een kind dat jonger is dan zeven jaar en de eerste H. Communie nog niet heeft gedaan. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
28160 |
engelse sleutel |
bahco:
bākō (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Emma]),
engelse sleutel:
eŋǝlšǝ šlȳǝtǝl (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Maurits])
|
Schroefsleutel die wijder en nauwer gesteld kan worden naar gelang de grootte van de moeren. [N 95, 759]
II-5
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
engerling:
engerling (Q117p Nieuwenhagen)
|
engerling, larve van de meikever die aan gras- en plantenwortels vreet [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20333 |
enig kind |
einzig kind:
intsig kink (Q117p Nieuwenhagen),
einzigest kind:
intsigst kink (Q117p Nieuwenhagen),
enig kind:
ēēnig kink (Q117p Nieuwenhagen)
|
een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeksjong] [N 87 (1981)]
III-2-2
|