e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gereedschapsmagazijn geschiermagazijn: gǝšiǝrmagǝzīn (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Maurits]) Ruimte ondergronds waar het gereedschap aan de mijnwerkers wordt uitgereikt en na gebruik weer wordt opgeborgen. [N 95, 727] II-5
gering aantal, een paar paar: pāār (Nieuwenhagen) een gering aantal [paar] [N 91 (1982)] III-4-4
geronnen melk zure melk: zur melk (Nieuwenhagen) Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.] I-11
gerookte paling gerookte paling: gerukdepāāling (Nieuwenhagen) panpaling; Hoe noemt U: Een gerookte panpaling [N 80 (1980)] III-2-3
gerst gerst: gēǝš (Nieuwenhagen), gē̜š (Nieuwenhagen) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4
geruite jurk kleed van geruite stof: e kleed van geruite stof (Nieuwenhagen) jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)] III-1-3
geschenk cadeau (fr.): kádōō (Nieuwenhagen), geschenk: gəsjénk (Nieuwenhagen), gift: gĭf (Nieuwenhagen) dat wat je kado geeft [gave, geschenk, gift, present, zende, kado] [N 89 (1982)] III-3-1
geslaagd zijn voor het communie-examen opgeschreven zijn: ópgesjrīēëve wééëre (Nieuwenhagen) Geslaagd zijn voor het eerste communie-examen, opgeschreven zijn/worden. [N 96D (1989)] III-3-3
geslacht familie: fàmīēliĕ (Nieuwenhagen), geslacht: gəsjlāg (Nieuwenhagen) de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] III-2-2
geslachtsdelen (alg.) trouwgeschier (<du.): i.e. huwelijksgereedschap.  trouwgeschier (Nieuwenhagen) geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1961)] III-1-1