e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hakmes heep: hieëp (Nieuwenhagen), zeissele: zessele (Nieuwenhagen) hakmes, hiep [Roukens 03 (1937)] III-2-1
half- of stiefbroer halve broer: hove broor (Nieuwenhagen) half- of stiefbroeder [DC 05 (1937)] III-2-2
half- of stiefzuster halfzuster: hofzeuster (Nieuwenhagen) half- of stiefzuster [DC 05 (1937)] III-2-2
halfhoge knoopschoen? laarsje: leerskes (Nieuwenhagen), steveltje: stievelkes (Nieuwenhagen) damesschoenen, halfhoge ~ met knopen opzij [leerskes] [N 24 (1964)] III-1-3
halfhout plat: plat (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]) Halfrond stuk hout dat voor verschillende doeleinden, bijvoorbeeld als kap of als bekleding, kan dienen. Het gebruik is afhankelijk van de dikte van het gezaagde hout. [N 95, 330; monogr.; Vwo 353; Vwo 354; Vwo 605; Vwo 606] II-5
halfmis halfmis: haofmès (Nieuwenhagen), hōāfmèès (Nieuwenhagen) Het moment waarop de mis op de helft is, wat de duur betreft [halfmis, hauvermès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
halfronde vijl halfronde vijl: hǭǝfroŋ ~ (Nieuwenhagen) Vijl waarvan het stalen blad een halfronde en een vlakke kant heeft. Meestal loopt het blad vanaf het midden smaller en dunner uit. De vijl wordt gebruikt voor het bewerken van vlakke, holle en bolle werkstukken. Zie ook afb. 101. [N 33, 87; N 64, 53b] II-11
halfvasten(zondag) halfvasten: haofvaste (Nieuwenhagen), hōāfvastə (Nieuwenhagen), hōͅəfvastə (Nieuwenhagen) De vierde zondag van de vasten [haufvaste, halfvaste, körfkeszoondig]. [N 96C (1989)] || Het feest van Sinter-Greef (half vasten) [grevin, greve, miknem]. [N 88 (1982)] III-3-3
halm, stengel van de graanplant spit: špit (Nieuwenhagen) De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.] I-4
hals haus: hoas (Nieuwenhagen), hòas (Nieuwenhagen) hals [DC 01 (1931)] III-1-1