e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hanggoot bakmodel hanggoot: bakmodɛl haŋgǭǝt (Nieuwenhagen), halfronde goot: hāfroŋ gǭǝt (Nieuwenhagen), mastgoot: mas˲gǭǝt (Nieuwenhagen) Goot die met behulp van gootijzers op de muurplaat, op de kepers of op de boeiplank wordt vastgeschroefd. Zie ook afb. 84b. [N 64, 148b; N 54, 187] II-9
hangsteiger hangstoel: haŋštōǝl (Nieuwenhagen) Steiger waarop de dakdekker staat wanneer hij het onderste deel van de dakbedekking vervaardigt. De steiger bestaat uit vier planken die op zogenaamde steigerbokken rusten. Het geheel wordt met touwen aan de muur bevestigd. Zie ook het lemma 'Hangende steiger'. Het betreft daar een vergelijkbare steiger die door de metselaar wordt gebruikt. [N F, 11; N 64, 147a] II-9
hansworst hampelmann (du.): hàmpələmāān (Nieuwenhagen), hansworst: hanswōēësj (Nieuwenhagen) iemand die zich belachelijk aanstelt [hanswordt, polichinelle] [N 85 (1981)] III-1-4
hard schreeuwen hel keken: hel kèke (Nieuwenhagen) hard schreeuwen; je moet - - anders verstaat hij ons niet [DC 03 (1934)] III-3-1
hard waaien hel winden: hél winge (Nieuwenhagen), stormen: sturmen (Nieuwenhagen) hard waaien [boezen] [N 22 (1963)] III-4-4
hard werken schuften (du.): Van Dale (DN): schuften, hard werken, zwoegen, ploeteren.  sjŏĕftə (Nieuwenhagen) geregelde arbeid verrichten; zijn taak, beroep of bedrijf uitoefenen [werken, arbeiden, wrochten] [N 89 (1982)] III-3-1
hard, luid hel: hééël (Nieuwenhagen) hard klinkend [hard, luid] [N 91 (1982)] III-4-4
harde puntslag van een priktol piek: pik (Nieuwenhagen) Een harde puntslag van een priktol op een andere die ligt of draait [pramooi, pikadder, pug, peg, punk, piek, piko, keek, mok]. [N 88 (1982)] III-3-2
harde, lastige grond klevenaarde: klēvǝnērt (Nieuwenhagen), klęvǝnęt (Nieuwenhagen) Harde, zware grond die moeilijk te bewerken is. [N 27, 33; R 3, 6; A 10, 4; monogr.] I-8
hardlijvigheid, hardlijvig (zijn) aan de helle zijn: an dər hèllə zīēë (Nieuwenhagen), verstopping: vərsjtōpping (Nieuwenhagen) Constipatie: verstopping, hardlijvigheid (beslotenheid, constipatie, obsteeg afgaan). [N 84 (1981)] III-1-2