e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hijgen naar adem, reutelen reutelen: réutələ (Nieuwenhagen), rochelen: rŏchələ (Nieuwenhagen) hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)] III-2-2
hik hik: dr hik (Nieuwenhagen), hik (Nieuwenhagen), slok: sjloek (Nieuwenhagen) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinken hinkelen: hinkələ (Nieuwenhagen), hinken: hinkə (Nieuwenhagen, ... ) Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)] || Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)] III-1-2
hoed (alg.) hoed: ho.ət (Nieuwenhagen), hood (Nieuwenhagen) hoed [RND] || hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)] III-1-3
hoeden van koeien leiden: lējǝn (Nieuwenhagen) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: hōōk (Nieuwenhagen), èk (Nieuwenhagen), winkel: wĭnkəl (Nieuwenhagen) de ruimte tussen twee rechte lijnen of twee vlakken die elkaar ontmoeten [oord, hoek, winkel] [N 91 (1982)] III-4-4
hoek van een stuk land spits: špets (Nieuwenhagen) Een hoek of punt van een stuk land. [N P, 1; A 33, 10; monogr.] I-8
hoekijzer hoekijzer: hōkīzǝr (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]) Metalen verbinding tussen de kap en de stijl van een jukondersteuning. Het hoekijzer is in tegenstelling tot de kapschoen al aan de kap bevestigd en kan met behulp van bouten aan de stijl worden vastgeschroefd. [N 95, 755; monogr.] II-5
hoektand oogtand: oogtànk (Nieuwenhagen), ōgtank (Nieuwenhagen) hoektand [DC 01 (1931)] III-1-1
hoepel hoepel: hupəl (Nieuwenhagen), reep: rēp (Nieuwenhagen) a) Grote houten of ijzeren ring die met een stokje of een ijzeren haak wordt voortgedreven, zodat hij over de weg voortrolt [hoepel, reep, kuil]. [N 88 (1982)] III-3-2